Gehoorzaam de Heer als Hij je opvoedt. Verzet je niet als Hij je bestraft. Want de Heer bestraft de mensen van wie Hij houdt. Ja, Hij bestraft je zoals een vader zijn zoon bestraft, omdat hij van hem houdt. | Veracht, mijn zoon, de tuchtiging des Heren niet en keer u niet met weerzin af van zijn bestraffing. Want de Here bestraft wie Hij liefheeft, ja, gelijk een vader een zoon, aan wie hij welgevallen heeft. |
Je bent verstandig als je naar een waarschuwing luistert. Maar als je dat niet doet, ben je onverstandig. | Wie tucht liefheeft, heeft kennis lief; maar wie terechtwijzing haat, is dom. |
Een dwaas luistert niet naar de goede raad van zijn vader. Maar een verstandig mens doet er iets mee. | De dwaas versmaadt de tucht van zijn vader, maar wie de terechtwijzing ter harte neemt, is verstandig. |
Luister naar mijn woorden! Ik wil mijn wijsheid over jullie uitstorten. Ik wil jullie vertellen wat ik weet. | Keert u tot mijn vermaning! Zie, ik wil mijn geest voor u uitstorten, u mijn woorden bekendmaken. |
Het is goed voor je als God je straft. Daarom moet je je er niet tegen verzetten. | Zie, welzalig de mens, die God kastijdt; versmaad daarom de tucht des Almachtigen niet. |
Als je naar goede raad luistert, ben je op de weg die naar het leven leidt. Maar als je iemand geen goede raad wil geven, ben je mede schuldig als het verkeerd met hem afloopt. | Een pad ten leven is hij, die de vermaning in acht neemt, maar wie de terechtwijzing veracht, doet dwalen. |
Als Hij ons bestraft, is dat op het moment zelf niet fijn, maar pijnlijk. Maar uiteindelijk levert het iets goeds op. Want als we aan de opvoeding van onze Vader gehoorzaam zijn, zal Hij blij met ons zijn. | Want alle tucht schijnt op het ogenblik zelf geen vreugde, maar smart te brengen, doch later brengt zij hun, die erdoor geoefend zijn, een vreedzame vrucht, die bestaat in gerechtigheid. |
Jullie mogen elkaar niet haten. Als iemand verkeerd doet, moeten jullie hem openlijk bestraffen en ervoor zorgen dat het weer goed komt. Jullie mogen hem niet zijn gang laten gaan. Jullie mogen niet zelf wraak nemen en niemand van je volk haten. Maar jullie moeten van de andere mensen net zo veel houden als van jezelf. Ik ben de Heer. | Gij zult uw broeder in uw hart niet haten; openlijk zult gij uw volksgenoot terechtwijzen en niet ter wille van hem zonde op u laden. Gij zult niet wraakzuchtig en haatdragend zijn tegenover de kinderen van uw volk, maar uw naaste liefhebben als uzelf: Ik ben de Here. |