Maar Jezus keek hen aan en zei: Bij de mensen is het onmogelijk, maar niet bij God, want bij God zijn alle dingen mogelijk. | Jezus keek hen aan en zei: ‘Bij mensen is dat onmogelijk, maar niet bij God, want bij God is alles mogelijk.’ |
Hij echter zei: De dingen die onmogelijk zijn bij de mensen, zijn mogelijk bij God. | Jezus zei: ‘Wat bij de mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God.’ |
Maar Jezus keek hen aan en zei tegen hen: Bij de mensen is dat onmogelijk, maar bij God zijn alle dingen mogelijk. | Jezus keek hen aan en antwoordde hun: ‘Bij mensen is dat onmogelijk, maar bij God is alles mogelijk.’ |
Laat alles bij u in liefde gebeuren. | Alles wat u doet, moet u met liefde doen. |
Maar Ik zeg u: Zweer in het geheel niet, niet bij de hemel, want dat is de troon van God; niet bij de aarde, want dat is de voetbank van Zijn voeten; en ook niet bij Jeruzalem, want dat is de stad van de grote Koning. | Dit zeg Ik daarover: zweer helemaal niet, noch bij de hemel, want dat is de troon van God, noch bij de aarde, want dat is zijn voetenbank, noch bij Jeruzalem, want dat is de stad van de grote koning. |
Een lip die voortreffelijke dingen spreekt, past niet bij een dwaas, hoeveel te minder een vals woord bij een aanzienlijke. | Verheven woorden passen niet bij een onverlaat, leugens des te minder bij een edel mens. |
Maar u, spreek wat bij de gezonde leer past. | Maar jij moet verkondigen wat overeenkomt met de heilzame leer. |
In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. | In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. |
Want geen ding zal bij God onmogelijk zijn. | Want voor God is niets onmogelijk. |
Maar voor alle dingen, mijn broeders, zweer niet: niet bij de hemel, ook niet bij de aarde, en zweer ook geen enkele andere eed, maar laat uw ja ja zijn en uw nee nee, opdat u niet onder enig oordeel valt. | Maar bovenal, broeders en zusters, zweer geen enkele eed, niet bij de hemel, niet bij de aarde, nergens bij. Laat uw ja ja zijn, en uw nee nee, anders zult u veroordeeld worden. |
Luister naar mijn gebed, HEERE, neem mijn hulpgeroep ter ore, zwijg niet bij mijn tranen, want ik ben een vreemdeling bij U, een bijwoner, zoals al mijn vaderen. | Hoor mijn gebed, HEER, luister naar mijn hulpgeroep, wees niet doof voor mijn verdriet, want een vreemdeling ben ik, bij U te gast zoals ook mijn voorouders waren. |
Komt overmoed, dan komt ook schande, maar bij de ootmoedigen is wijsheid. | Hoogmoed leidt tot schande, wijsheid maakt een mens bescheiden. |
Hij openbaart diepe en verborgen dingen, Hij weet wat in het duister is, want het licht woont bij Hem. | Hij onthult diepe, verborgen dingen, Hij weet wat in duister is gehuld, en het licht woont bij Hem. |
Jezus dan zei tegen hen: Nog een korte tijd ben Ik bij u en dan ga Ik heen naar Hem Die Mij gezonden heeft. | Jezus zei: ‘Ik zal nog een korte tijd bij u zijn, dan ga Ik naar Hem die Mij gezonden heeft.’ |
En Ik zal de Vader bidden, en Hij zal u een andere Trooster geven, opdat Hij bij u blijft tot in eeuwigheid. | Dan zal Ik de Vader vragen jullie een andere pleitbezorger te geven, die altijd bij je zal zijn. |
Overmoed geeft alleen maar ruzie, maar bij wie zich raad laten geven, is wijsheid. | Betweters maken ruzie, wie goede raad ter harte neemt is wijs. |
De HEERE is bij mij, ik ben niet bevreesd. Wat kan een mens mij doen? | Met de HEER aan mijn zijde heb ik niets te vrezen, wat kunnen mensen mij doen? |
En zie, Ik kom spoedig en Mijn loon is bij Mij om aan ieder te vergelden zoals zijn werk zal zijn. | Ik kom spoedig, en heb het loon bij me om iedereen te belonen naar zijn daden. |
Het beginsel van wijsheid is: verwerf wijsheid, en bij alles wat je verwerft: verwerf inzicht! | Het begin van wijsheid is dat je wijsheid zoekt, inzicht najaagt met alles wat je bezit. |
En ik hoorde een luide stem uit de hemel zeggen: Zie, de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen Zijn volk zijn, en God Zelf zal bij hen zijn en hun God zijn. En God zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal er niet meer zijn; ook geen rouw, jammerklacht of moeite zal er meer zijn. Want de eerste dingen zijn voorbijgegaan. | Ik hoorde een luide stem vanaf de troon, die uitriep: ‘Gods woonplaats is onder de mensen, Hij zal bij hen wonen. Zij zullen zijn volken zijn en God zelf zal als hun God bij hen zijn. Hij zal alle tranen uit hun ogen wissen. Er zal geen dood meer zijn, geen rouw, geen jammerklacht, geen pijn, want wat er eerst was is voorbij.’ |
Bij alle zwoegen is er overschot, praatjes leiden slechts tot gebrek. | Elke inspanning levert iets op, loze praatjes leiden enkel tot gebrek. |
Bewaar mij, o God, want ik heb tot U de toevlucht genomen. | Behoed mij, God, ik schuil bij u. |
Genees de zieken die daar zijn, en zeg tegen hen: Het Koninkrijk van God is dicht bij u gekomen. | Genees de zieken die er zijn en zeg tegen hen: “Het koninkrijk van God heeft jullie bereikt.” |
Maar laat vooral dit u niet ontgaan, geliefden, dat één dag bij de Heere is als duizend jaar en duizend jaar als één dag. | Eén ding mag u niet over het hoofd zien, geliefde broeders en zusters: voor de Heer is één dag als duizend jaar en duizend jaar als één dag. |
U maakt mij het pad ten leven bekend; overvloed van blijdschap is bij Uw aangezicht, lieflijkheden zijn in Uw rechterhand, voor altijd. | U wijst mij de weg van het leven: overvloedige vreugde in uw nabijheid, voor altijd een lieflijke plek aan uw zijde. |