Niet een ieder, die tot Mij zegt: Here, Here, zal het Koninkrijk der hemelen binnengaan, maar wie doet de wil mijns Vaders, die in de hemelen is. | Niet iedereen die “Heer, Heer” tegen Mij zegt, zal het koninkrijk van de hemel binnengaan, alleen wie handelt naar de wil van mijn hemelse Vader. |
Indien uw broeder zondigt, bestraf hem, en indien hij berouw heeft, vergeef hem. En zelfs indien hij zevenmaal per dag tegen u zondigt en zevenmaal tot u terugkomt en zegt: Ik heb berouw, zult gij het hem vergeven. | Indien een van je broeders of zusters zondigt, spreek die dan ernstig toe; en als ze berouw hebben, vergeef hun. En als ze zevenmaal op een dag tegen je zondigen en zevenmaal naar je terugkeren en zeggen: “Ik heb berouw,” dan moet je hun vergeven. |
Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de landman. Elke rank aan Mij, die geen vrucht draagt, neemt Hij weg, en elke die wel vrucht draagt, snoeit Hij, opdat zij meer vrucht drage. | Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de wijnbouwer. Iedere rank aan Mij die geen vrucht draagt snijdt Hij weg, en iedere rank die wel vrucht draagt snoeit Hij bij, opdat hij meer vruchten voortbrengt. |
Ook Jozef trok op van Galilea, uit de stad Nazaret, naar Judea, naar de stad van David, die Betlehem heet, omdat hij uit het huis en het geslacht van David was, om zich te laten inschrijven met Maria, zijn ondertrouwde vrouw, welke zwanger was. | Ook Jozef ging op weg om zich te laten inschrijven. Samen met Maria, zijn aanstaande vrouw, die zwanger was, reisde hij van de stad Nazaret in Galilea naar Judea, naar de stad van David die Betlehem heet, aangezien hij van David afstamde. |
Thans is echter buiten de wet om gerechtigheid Gods openbaar geworden, waarvan de wet en de profeten getuigen, en wel gerechtigheid Gods door het geloof in Jezus Christus, voor allen, die geloven; want er is geen onderscheid. | Maar nu is Gods gerechtigheid, waarvan de Wet en de Profeten al getuigen, zichtbaar geworden buiten de wet om: God schenkt vrijspraak op grond van geloof in Jezus Christus, aan allen die geloven. En er is geen onderscheid. |
Ik zal die, ja al wat rondom mijn heuvel ligt, tot een zegen stellen; Ik zal de regen doen neerdalen op zijn tijd, zegenbrengende regens zullen het zijn. | Ik zal dat hele gebied en het land rondom mijn heuvel zegenen, en Ik zal de regen op gezette tijden doen neerdalen. Het zal regen zijn die zegen geeft. |
Hebt de wereld niet lief en hetgeen in de wereld is. Indien iemand de wereld liefheeft, de liefde des Vaders is niet in hem. | Heb de wereld en wat in de wereld is niet lief. Als iemand de wereld liefheeft, is de liefde van de Vader niet in hem. |
Maar heiligt de Christus in uw harten als Here, altijd bereid tot verantwoording aan al wie u rekenschap vraagt van de hoop, die in u is, doch met zachtmoedigheid en vreze. | Erken Christus als Heer en eer Hem met heel uw hart. Vraagt iemand u waarop de hoop die in u leeft gebaseerd is, wees dan steeds bereid om u te verantwoorden. |
Één lichaam en één Geest, gelijk gij ook geroepen zijt in de ene hoop uwer roeping. | Één lichaam en één geest, zoals u één hoop hebt op grond van uw roeping. |
Want de handelwijze der volken, die is nietigheid: want als een stuk hout heeft men het uit het woud gehakt, – arbeid van werkmanshanden met de bijl – met zilver en goud siert men het op, met spijkers en hamers maakt men het vast, zodat het niet waggelt. Als een vogelverschrikker in een komkommerveld zijn zij, zij spreken niet, zij moeten beslist gedragen worden, want zij kunnen geen stap doen. Vreest voor hen niet, want zij doen geen kwaad, maar ook goeddoen is er bij hen niet. | De gebruiken van die volken zijn niets waard. Ze hakken een stuk hout in het bos, een ambachtsman bewerkt het met zijn beitel, verfraait het met zilver en goud. Ze spijkeren het vast, dan valt het niet om. Het is net een vogelverschrikker, neergezet in een komkommerveld. Het kan niet spreken en moet worden gedragen, want zelf kan het geen stap verzetten. Heb voor beelden geen ontzag, kwaad doen ze niet, en goed nog minder. |
Die zelf onze zonden in zijn lichaam op het hout gebracht heeft, opdat wij, aan de zonden afgestorven, voor de gerechtigheid zouden leven; en door zijn striemen zijt gij genezen. | Hij heeft onze zonden gedragen met zijn lichaam aan het kruishout, opdat wij, dood voor de zonde, rechtvaardig zouden leven. Door zijn striemen bent u genezen. |
In het huis mijns Vaders zijn vele woningen – anders zou Ik het u gezegd hebben – want Ik ga heen om u plaats te bereiden. | In het huis van mijn Vader zijn veel kamers; zou Ik anders gezegd hebben dat Ik een plaats voor jullie gereed zal maken? |
Laten wij de belijdenis van hetgeen wij hopen onwankelbaar vasthouden, want Hij, die beloofd heeft, is getrouw. | Laten we zonder te wankelen datgene blijven belijden waarop we hopen, want Hij die de belofte heeft gedaan is trouw. |
Hiervan toch ben ik ten volle overtuigd, dat Hij, die in u een goed werk is begonnen, dit ten einde toe zal voortzetten, tot de dag van Christus Jezus. | Ik ben ervan overtuigd dat Hij die dit goede werk bij u begonnen is, het ook zal voortzetten tot het voltooid is op de dag van Christus Jezus. |
En Hij zeide: Hetgeen uit de mens naar buiten komt, dat maakt de mens onrein. Want van binnenuit, uit het hart der mensen, komen de kwade overleggingen, hoererij, diefstal, moord, echtbreuk, hebzucht, boosheid, list, onmatigheid, een boos oog, godslastering, overmoed, onverstand. Al die slechte dingen komen van binnen uit naar buiten en maken de mens onrein. | Hij zei: ‘Wat uit de mens komt, dat maakt hem onrein. Want van binnenuit, uit het hart van de mensen, komen slechte gedachten, ontucht, diefstal, moord, overspel, hebzucht, kwaadaardigheid, bedrog, losbandigheid, afgunst, laster, hoogmoed, dwaasheid; al deze slechte dingen komen van binnenuit, en die maken de mens onrein.’ |
Gedenk uw barmhartigheid, Here, en uw gunstbewijzen, want die zijn van eeuwigheid; gedenk niet de zonden van mijn jeugd, noch mijn overtredingen, gedenk mijner naar uw goedertierenheid, om uwer goedheid wil, Here. | Denk aan uw barmhartigheid, HEER, aan uw liefde door de eeuwen heen. Denk niet aan de zonden uit mijn jeugd, maar denk met liefde aan mij, HEER, omwille van uw goedheid. |
En dit alles is uit God, die door Christus ons met Zich verzoend heeft en ons de bediening der verzoening gegeven heeft. | Dit alles is het werk van God. Hij heeft ons door Christus met zich verzoend en ons de taak gegeven dat bekend te maken. |
En toen Hij het einde had bereikt, is Hij voor allen, die Hem gehoorzamen, een oorzaak van eeuwig heil geworden. | En toen Hij naar de uiteindelijke volmaaktheid gevoerd was, werd Hij voor allen die Hem gehoorzamen een bron van eeuwige redding. |
Ook zag ik, dat al het zwoegen, alsook alle bekwaamheid in het werk, louter naijver is van de een op de ander; ook dit is ijdelheid en najagen van wind. | Ik heb al het gezwoeg gezien, en vastgesteld dat alles wat een mens bereikt het resultaat is van zijn afgunst op een ander. Ook dat is enkel lucht en najagen van wind. |
Want al wat in de wereld is: de begeerte des vlezes, de begeerte der ogen en een hovaardig leven, is niet uit de Vader, maar uit de wereld. | Want alles wat in de wereld is – begeerte, inhaligheid, pronkzucht –, dat alles komt niet uit de Vader voort maar uit de wereld. |
Deze, de afstraling zijner heerlijkheid en de afdruk van zijn wezen, die alle dingen draagt door het woord zijner kracht, heeft, na de reiniging der zonden tot stand gebracht te hebben, Zich gezet aan de rechterhand van de majesteit in den hoge. | Hij straalt Gods luister uit, Hij is zijn evenbeeld, met zijn machtig woord draagt Hij alles wat bestaat. Hij heeft, na de reiniging van de zonden te hebben voltrokken, plaatsgenomen aan de rechterzijde van Gods hemelse majesteit. |
Voorwaar, Ik zeg u, wie tot deze berg zou zeggen, hef u op en werp u in de zee, en in zijn hart niet zou twijfelen, maar geloven, dat hetgeen hij zegt geschiedt, het zal hem geschieden. | Ik verzeker jullie: als iemand tegen die berg zegt: “Kom van je plaats en stort je in zee,” en niet twijfelt in zijn hart, maar gelooft dat gebeuren zal wat hij zegt, dan zal het ook gebeuren. |
Want alle tucht schijnt op het ogenblik zelf geen vreugde, maar smart te brengen, doch later brengt zij hun, die erdoor geoefend zijn, een vreedzame vrucht, die bestaat in gerechtigheid. | Een vermaning lijkt op het moment zelf geen vreugde te brengen, slechts verdriet, maar wie erdoor gevormd is plukt er op den duur de vruchten van: een leven in vrede en gerechtigheid. |
Er is in de liefde geen vrees, maar de volmaakte liefde drijft de vrees uit; want de vrees houdt verband met straf en wie vreest, is niet volmaakt in de liefde. | De liefde laat geen ruimte voor angst; volmaakte liefde sluit angst uit, want angst veronderstelt straf. In iemand die angst kent, is de liefde niet tot volmaaktheid gekomen. |
God dan verkondigt, met voorbijzien van de tijden der onwetendheid, heden aan de mensen, dat zij allen overal tot bekering moeten komen. | God slaat echter geen acht op de tijd waarin men Hem niet kende, maar roept nu overal alle mensen op tot inkeer te komen. |
Bijbeltekst van de dag
De dwaas versmaadt de tucht van zijn vader,maar wie de terechtwijzing ter harte neemt, is verstandig.
Willekeurige Bijbeltekst
De Here is nabij allen die Hem aanroepen,allen die Hem aanroepen in waarheid.Volgende tekst!Met afbeelding