Steeds als ik wanhopig was, troostte U mij en gaf U mij weer hoop. | Toen ik door zorgen werd overstelpt, was uw troost de vreugde van mijn ziel. |
Van die rib maakte de Heer God een vrouw. Hij bracht haar naar Adam. Toen zei Adam: "Dit is eindelijk iemand die bij mij past! Ze is van mijn eigen vlees en bloed gemaakt. Ik zal haar 'mannin' noemen, omdat ze uit de man gemaakt is." Daarom zal een man weggaan bij zijn vader en moeder en van zijn vrouw houden en trouw aan haar zijn. Vanaf dan zijn ze één geheel. | Uit de rib die Hij bij de mens had weggenomen, bouwde de HEER God een vrouw en Hij bracht haar bij de mens. Toen riep de mens uit: ‘Dit is ze! Mijn eigen gebeente, mijn eigen vlees en bloed. Vrouw wordt zij genoemd, genomen uit een man.’ Daarom maakt een man zich los van zijn vader en moeder en hecht hij zich aan zijn vrouw, en zij zullen één lichaam zijn. |
Op een keer liep Jezus op de heilige rustdag door een korenveld. Zijn leerlingen begonnen graan te plukken. Toen zeiden de Farizeeërs tegen Hem: "Waarom doen zij iets wat niet mag op de heilige rustdag?" Jezus antwoordde: "Hebben jullie nooit gelezen wat David deed toen hij en zijn mannen honger hadden? Dat was in de tijd dat Abjatar hogepriester was. David ging Gods heiligdom binnen, nam de heilige broden mee en at ze op. Dat mocht helemaal niet, want daar mogen alleen de priesters van eten. Ook deelde hij van dat brood uit aan zijn mannen." En Hij zei: "De heilige rustdag is gemaakt voor de mensen. Niet andersom: de mensen zijn niet gemaakt voor de heilige rustdag. Dus is de Mensenzoon ook Heer over de heilige rustdag." | Toen Hij op sabbat eens door de korenvelden liep, begonnen zijn leerlingen onderweg aren te plukken. ‘Kijk eens!’ zeiden de farizeeën tegen Hem. ‘Waarom doen ze iets dat op sabbat niet mag?’ Maar Hij antwoordde: ‘Hebt u dan nooit gelezen wat David deed toen hij en zijn metgezellen gebrek leden en honger hadden? Hij ging het huis van God binnen – Abjatar was toen hogepriester – en at van de toonbroden, waarvan alleen de priesters mogen eten. En hij gaf ze ook aan zijn mannen te eten.’ En Hij voegde eraan toe: ‘De sabbat is er voor de mens, en niet de mens voor de sabbat; en dus is de Mensenzoon ook heer over de sabbat.’ |
Want Gods eeuwige kracht en goddelijkheid zijn te zien in de natuur. Dat is altijd al zo geweest, vanaf het moment dat de aarde werd gemaakt. Maar ze wíllen God niet kennen. Daarom hebben ze geen excuus dat ze God niet dienen. | Zijn onzichtbare eigenschappen zijn vanaf de schepping van de wereld zichtbaar in zijn werken: zijn eeuwige kracht en goddelijkheid zijn voor het verstand waarneembaar. Er is dus niets waardoor zij te verontschuldigen zijn. |
De Heer zegt: "Het zal slecht aflopen met de mensen die ruzie zoeken met hun Maker. Ze zijn maar als een potscherf tussen andere scherven. Durft soms de klei tegen de pottenbakker te zeggen: 'Wat maak je?' Of durft de pot die de pottenbakker gemaakt heeft soms van zijn maker te zeggen: 'Hij kan er niets van!'?" | Wee degene die de strijd aanbindt met Hem door wie hij gevormd is – een potscherf tussen de potscherven. Zegt de klei soms tegen wie hem vormt: ‘Wat ben je eigenlijk aan het maken?’ of: ‘Deze pot heeft niet eens oren!’ |
Jezus zei tegen zijn leerlingen: "Jullie zijn het zout voor de wereld. Maar als het zout niet meer zout is, waarmee kun je het dan nog zout maken? Het is nergens meer voor te gebruiken. Je kan het alleen nog maar weggooien. Het wordt vertrapt door de mensen." | Jullie zijn het zout van de aarde. Maar als het zout zijn smaak verliest, hoe kan het dan weer zout worden gemaakt? Het dient nergens meer voor, het wordt weggegooid en vertrapt. |
Johannes droeg een mantel die van kameelhaar was gemaakt, met een leren gordel om zijn middel. Hij leefde van sprinkhanen en honing van wilde bijen. | Johannes droeg een ruwe mantel van kameelhaar met een leren gordel; hij voedde zich met sprinkhanen en wilde honing. |
En nu heeft God aan óns zijn plan bekend gemaakt door zijn Geest. Want Gods Geest weet alles. Hij weet ook de diepste gedachten en plannen van God. | Aan ons heeft God dit geopenbaard, door de Geest, want de Geest doorgrondt alles, ook de diepten van God. |
Want ieder mens die één geworden is met Christus, is door God helemaal nieuw gemaakt. De oude mens is verdwenen. Er is een hele nieuwe mens ontstaan. | Daarom ook is iemand die één met Christus is, een nieuwe schepping. Het oude is voorbij, het nieuwe is gekomen. |
Want de Heer heeft ons bevolen: 'Ik heb jullie gemaakt tot een licht voor de niet-Joodse volken. Zo zullen jullie redding brengen over de hele wereld.' | Want de Heer heeft ons het volgende opgedragen: “Ik heb je bestemd tot een licht voor alle volken, om redding te brengen tot aan de uiteinden van de aarde.” |
Overmoedige mensen staan uiteindelijk voor schut. Daarom is het wijs om bescheiden te zijn. | Hoogmoed leidt tot schande, wijsheid maakt een mens bescheiden. |
Want als je met je mond hardop zegt dat Jezus de Heer is, en met je hart gelooft dat God Hem uit de dood heeft teruggeroepen en levend heeft gemaakt, ben je gered. | Als uw mond belijdt dat Jezus de Heer is en uw hart gelooft dat God Hem uit de dood heeft opgewekt, zult u worden gered. |
Wie heeft dat gedaan en wie liet dat gebeuren? Ik, de Heer, die de mensen vanaf het begin heb gemaakt. Ik, de Heer, die de Eerste en de Laatste ben en voor eeuwig Dezelfde. | Wie heeft dat tot stand gebracht? Wie roept de generaties vanaf het begin? Ik, de HEER, Ik was de eerste en ook bij de laatsten zal Ik zijn. |
Gods Geest heeft Jezus Christus uit de dood teruggeroepen en weer levend gemaakt. Als diezelfde Geest in jullie woont, zal Hij ook júllie sterfelijke lichaam weer levend maken. | Want als de Geest van Hem die Jezus uit de dood heeft opgewekt in u woont, zal Hij die Christus heeft opgewekt ook uw sterfelijk lichaam levend maken door zijn Geest, die in u woont. |
Wij zijn uit Hem geboren, doordat we geloofd hebben in de waarheid van zijn woord. Dat was ook Gods plan voor ons. Zo zijn wij, van alles wat Hij heeft gemaakt, de eersten die bij Hem mogen horen. | Hij wilde ons door de verkondiging van de waarheid tot leven roepen, zodat wij als het ware de eerste opbrengst van zijn schepping zijn. |
Maar alle dingen komen van God, bestaan door God en zijn voor God. Voor Hem is alle eer voor altijd en eeuwig! Amen! Zo is het! | Alles is uit Hem ontstaan, alles is door Hem geschapen, alles heeft in Hem zijn doel. Hem komt de eer toe tot in eeuwigheid. Amen. |
Hij heeft zijn leven voor ons gegeven om ons te bevrijden van het kwaad. Zo heeft Hij van ons een zuiver volk gemaakt. En dat volk is zijn eigendom. Het is de bedoeling dat dat volk zijn best doet om het goede te doen. | Hij heeft zichzelf voor ons gegeven om ons van alle zonde vrij te kopen, ons te reinigen en ons tot zijn volk te maken, dat zich volledig inzet om het goede te doen. |
Maar nu zijn jullie bevrijd uit de macht van het kwaad. Jullie zijn dienaren van God geworden. Daardoor zullen jullie leven zoals Hij het wil. En tenslotte zullen jullie het eeuwige leven hebben. | Maar nu, bevrijd van de zonde en in dienst van God, oogst u een leven in heiligheid en uiteindelijk het eeuwige leven. |
Want wij leven, bewegen en bestaan dankzij Hem. Dat hebben ook jullie eigen dichters gezegd: 'Wij lijken ook op hem.' | Want in Hem leven wij, bewegen wij en zijn wij. Of, zoals ook enkele van uw eigen dichters hebben gezegd: “Uit hem komen ook wij voort.” |
Daarom heeft God Hem ook de hoogste eer en de allergrootste macht gegeven. Hij heeft Hem belangrijker en machtiger gemaakt dan wie dan ook. Want God wil dat iedereen in de hemel, op de aarde en onder de aarde de knieën zal buigen voor Jezus. | Daarom heeft God Hem hoog verheven en Hem de naam geschonken die elke naam te boven gaat, opdat in de naam van Jezus elke knie zich zal buigen, in de hemel, op de aarde en onder de aarde. |
Jullie zijn al schoon door wat Ik jullie heb gezegd. | Jullie zijn al rein door alles wat Ik tegen jullie gezegd heb. |
Weten jullie het dan niet? Hebben jullie het dan niet gehoord? De Heer is de Maker van de hele aarde. Hij is een eeuwige God. Hij wordt niet moe en raakt niet uitgeput. Hij is zóveel wijzer dan wij, dat wij Hem niet kunnen begrijpen. | Weet je het niet? Heb je het niet gehoord? Een eeuwige God is de HEER, schepper van de einden der aarde. Hij wordt niet moe, Hij raakt niet uitgeput, zijn inzicht is niet te doorgronden. |
Kinderen, blijf dus één met Hem. Want dan kunnen we Hem, als Hij komt, vol vertrouwen ontmoeten en hoeven we ons niet te schamen. | Blijf dus in Hem, kinderen. Dan kunnen we vol vertrouwen zijn wanneer Hij verschijnt en hoeven we ons niet te schamen bij zijn komst. |
Denk aan je Maker zolang je nog jong bent. Denk aan Hem vóórdat de tijden komen dat je niet meer van het leven genieten kan. | Gedenk daarom je schepper in de dagen van je jeugd – voordat de slechte dagen komen en de jaren naderen waarvan je zegt: In deze jaren vind ik weinig vreugde meer. |
Je weet niet waar de wind vandaan komt en waar hij naartoe gaat. En je weet niet hoe een kind groeit in de buik van zijn moeder. Zo weet je ook niet wat God aan het doen is. | Je kent de wegen van de wind niet, je kent het kind dat in de moederschoot groeit niet, zo ken je ook de daden niet van God, die alles maakt. |