De kerk van God is heilig, en jullie zijn die heilige kerk. Als mensen proberen om de kerk kapot te maken, zal God die mensen kapotmaken! | Zo iemand Gods tempel schendt, God zal hem schenden. Want de tempel Gods, en dat zijt gij, is heilig! |
Waarom ben ik zo bedroefd, waarom zo onrustig van binnen? Ik moet op God vertrouwen. Eens zal ik hem weer danken. Hij zal mij redden, hij is mijn God. | Wat buigt gij u neder, o mijn ziel, en wat zijt gij onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven, mijn Verlosser en mijn God! |
God, laat zien hoe machtig u bent, in de hemel en op aarde! | Verhef U boven de hemelen, o God; uw heerlijkheid zij over de ganse aarde. |
De Heer zegt: ‘Volk van Israël, ik ben de Heer, jullie God. Dat ben ik al sinds jullie weggingen uit Egypte. Ik ben de enige God die jullie mogen dienen. Er is geen andere god die jullie kan redden.’ | Maar Ik ben de Here, uw God, van het land Egypte af; een God nevens Mij kent gij niet en een verlosser buiten Mij is er niet. |
Alle eer aan onze God en Vader, voor altijd en eeuwig! Amen. | Onze God en Vader nu zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid! Amen. |
God ziet ons dus als goede mensen omdat we geloven. Wij waren vijanden van God. Maar nu is er vrede tussen God en ons, dankzij onze Heer Jezus Christus. | Wij dan, gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede met God door onze Here Jezus Christus. |
Op u vertrouw ik, God. Ik wil voor u zingen, want u hebt beloofd om mij te helpen. Op u vertrouw ik. Ik zal niet bang zijn, want mensen kunnen mij geen kwaad doen. | Op God, wiens woord ik prijs. Op God vertrouw ik, ik vrees niet; wat zou vlees mij aandoen? |
God zorgt ervoor dat al ons lijden uiteindelijk het goede brengt: onze eeuwige redding. Dat is zeker, want God houdt van ons. God heeft ons uitgekozen volgens zijn plan. | Wij weten nu, dat God alle dingen doet medewerken ten goede voor hen, die God liefhebben, die volgens zijn voornemen geroepenen zijn. |
Iedereen moet het gezag van de overheid accepteren. Want de macht van de overheid komt van God. Alle macht die mensen hebben, heeft God hun gegeven. | Ieder mens moet zich onderwerpen aan de overheden, die boven hem staan. Want er is geen overheid dan door God en die er zijn, zijn door God gesteld. |
Dit is wat God gezegd heeft: God wil ons het eeuwige leven geven, en we krijgen dat eeuwige leven door zijn Zoon. | En dit is het getuigenis: God heeft ons eeuwig leven gegeven en dit leven is in zijn Zoon. |
Jullie weten dat jullie samen de kerk van God vormen, en dat de Geest van God bij jullie is. | Weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt en dat de Geest Gods in u woont? |
God, ik verlang naar u, zoals een hert verlangt naar helder water. | Gelijk een hinde die naar waterbeken smacht, zo smacht mijn ziel naar U, o God. |
De Heer redt mij, hij geeft me kracht. Bij hem ben ik veilig, want hij is machtig. Bij hem vind ik bescherming. | Op God rust mijn heil en mijn eer, mijn sterke rots, mijn schuilplaats is in God. |
Vrienden, jullie weten hoe goed God voor ons is. Daarom vraag ik jullie: Geef jezelf als een geschenk aan God. Laat je leven een offer zijn dat God graag wil aannemen. Dat betekent: leef als mensen die bij God horen. Want dat is de juiste manier om God te vereren. | Ik vermaan u dan, broeders, met beroep op de barmhartigheden Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levend, heilig en Gode welgevallig offer: dit is uw redelijke eredienst. |
Bij God zijn wij veilig. Hij helpt ons als we in nood zijn. | God is ons een toevlucht en sterkte, ten zeerste bevonden een hulp in benauwdheden. |
Jezus zei tegen zijn leerlingen: ‘Wees niet bang. Vertrouw op God, en vertrouw op mij.’ | Uw hart worde niet ontroerd; gij gelooft in God, gelooft ook in Mij. |
Ik wil u eer brengen, mijn God. Ik wil u danken, mijn koning, nu en altijd. | Ik zal U verhogen, mijn God, Gij Koning, ik zal uw naam prijzen voor altoos en immer. |
U bent machtig, Heer, mijn God. Er is niemand zoals u. Er bestaat geen andere god. Alles wat we over u gehoord hebben, is waar. | Daarom zijt Gij groot, Here Here, want niemand is U gelijk en geen God is er behalve Gij naar al wat wij met onze oren gehoord hebben. |
Stel dat je gelooft dat onze God de enige God is. Dat is natuurlijk goed, maar dat is niet genoeg. Want dat geloven de kwade geesten ook! Daarom zijn ze zo vreselijk bang voor God. | Gij gelooft, dat God één is? Daaraan doet gij wèl, (maar) dat geloven de boze geesten ook en zij sidderen. |
Mozes zei verder: ‘Volk van Israël, luister goed. De Heer, onze God, is de enige God! Houd van hem met je hele hart, met je hele ziel, en met al je kracht.’ | Hoor, Israël: de Here is onze God; de Here is één! Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw kracht. |
Wees blij als de machtige God je straft, verzet je niet tegen hem. | Zie, welzalig de mens, die God kastijdt; versmaad daarom de tucht des Almachtigen niet. |
Dit is de regel die we van God gekregen hebben: Wie van God houdt, moet ook van andere gelovigen houden. | En dit gebod hebben wij van Hem: Wie God liefheeft, moet ook zijn broeder liefhebben. |
God hoort bij de hemelse wereld. Alleen door de heilige Geest kun je God echt leren kennen. En alleen dan kun je hem op de juiste manier vereren. | God is geest en wie Hem aanbidden, moeten aanbidden in geest en in waarheid. |
Wij weten dat Gods Zoon naar de wereld gekomen is. Hij heeft ons de ware God van dichtbij leren kennen. Wij zijn verbonden met de ware God omdat we verbonden zijn met zijn Zoon, Jezus Christus. Hij is de ware God, alleen bij hem is het eeuwige leven. | Doch wij weten, dat de Zoon van God gekomen is en ons inzicht gegeven heeft om de Waarachtige te kennen; en wij zijn in de Waarachtige, in zijn Zoon Jezus Christus. Dit is de waarachtige God en het eeuwige leven. |
Jullie zijn God ontrouw geworden. Omdat jullie luisteren naar je slechte verlangens, zijn jullie vrienden van deze wereld geworden. Maar een vriend van deze wereld is een vijand van God! | Overspeligen, weet gij niet, dat de vriendschap met de wereld vijandschap tegen God is? Wie dus een vriend der wereld wil zijn, wordt metterdaad een vijand van God. |