Wie niet liefheeft kent God niet, want God is liefde. | Wie niet liefheeft, kent God niet, want God is liefde. |
Als iemand belijdt dat Jezus de Zoon van God is, blijft God in hem en blijft hij in God. | Al wie belijdt, dat Jezus de Zoon van God is – God blijft in hem en hij in God. |
Wie anders is God dan de HEER, wie anders een rots dan onze God? | Want wie is God behalve de Here, wie is een rots buiten onze God? |
In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. | In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. |
Wie anders is God dan de HEER, wie anders een rots dan onze God? | Want wie is God behalve de Here, wie is een rots buiten onze God? |
Wij hebben Gods liefde, die in ons is, leren kennen en vertrouwen daarop. God is liefde. Wie in de liefde blijft, blijft in God, en God blijft in hem. | En wij hebben de liefde onderkend en geloofd, die God jegens ons heeft. God is liefde, en wie in de liefde blijft, blijft in God en God blijft in hem. |
Behoed mij, God, ik schuil bij u. | Bewaar mij, o God, want bij U schuil ik. |
Want voor God is niets onmogelijk. | Want geen woord, dat van God komt, zal krachteloos wezen. |
Geliefde broeders en zusters, laten wij elkaar liefhebben, want de liefde komt uit God voort. Ieder die liefheeft is uit God geboren en kent God. | Geliefden, laten wij elkander liefhebben, want de liefde is uit God; en een ieder, die liefheeft, is uit God geboren en kent God. |
Mijn ziel dorst naar God, naar de levende God, wanneer mag ik nader komen en voor God verschijnen? | Mijn ziel dorst naar God, naar de levende God; wanneer zal ik komen en voor Gods aangezicht verschijnen? |
Want er is maar één God, en maar één bemiddelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus. | Want er is één God en ook één middelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus. |
Bij God is mijn redding en mijn eer, mijn machtige rots, mijn schuilplaats is God. | Op God rust mijn heil en mijn eer, mijn sterke rots, mijn schuilplaats is in God. |
God zei: ‘Laat er licht zijn,’ en er was licht. | En God zeide: Er zij licht; en er was licht. |
Maar ik, ik blijf uitzien naar de HEER, ik blijf hopen op de God die mij redding zal brengen. Hij zal mij horen, mijn God. | Maar ik zal uitzien naar de Here, ik zal wachten op de God mijns heils; mijn God zal mij horen. |
Jezus keek hen aan en zei: ‘Bij mensen is dat onmogelijk, maar niet bij God, want bij God is alles mogelijk.’ | Jezus zag hen aan en zeide: Bij mensen is het onmogelijk, maar niet bij God; want alle dingen zijn mogelijk bij God. |
Op God, wiens woord ik prijs, op God vertrouw ik, angst ken ik niet, wat kan een sterveling mij aandoen? | Op God, wiens woord ik prijs. Op God vertrouw ik, ik vrees niet; wat zou vlees mij aandoen? |
God, u bent mijn God, u zoek ik, naar u smacht mijn ziel, naar u hunkert mijn lichaam in een dor en dorstig land, zonder water. | O God, Gij zijt mijn God, U zoek ik, mijn ziel dorst naar U, mijn vlees smacht naar U, in een dor en dorstig land, zonder water. |
Alleen bij God vindt mijn ziel haar rust, van hem komt mijn redding. | Waarlijk, mijn ziel keert zich stil tot God, van Hem is mijn heil. |
Eer aan God in de hoogste hemel en vrede op aarde voor de mensen die Hij liefheeft. | Ere zij God in den hoge, en vrede op aarde bij mensen des welbehagens. |
Niemand heeft God ooit gezien. Maar als we elkaar liefhebben, blijft God in ons en is zijn liefde in ons tot volmaaktheid gekomen. | Niemand heeft ooit God aanschouwd; indien wij elkander liefhebben, blijft God in ons en zijn liefde is in ons volmaakt geworden. |
Onze God is in de hemel, Hij doet wat Hem behaagt. | Onze God is in de hemel, Hij doet al wat Hem behaagt. |
Gelukkig wie zuiver van hart zijn, want zij zullen God zien. | Zalig de reinen van hart, want zij zullen God zien. |
Allen die door de Geest van God worden geleid, zijn kinderen van God. | Want allen, die door de Geest Gods geleid worden, zijn zonen Gods. |
Wat ben je bedroefd, mijn ziel, en onrustig in mij. Vestig je hoop op God, eens zal ik Hem weer loven, mijn God, die mij ziet en redt. | Wat buigt gij u neder, o mijn ziel, en wat zijt gij onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven, mijn Verlosser en mijn God! |
Geen is er heilig als de HEER, er is geen andere god dan U, geen rots is er als onze God. | Er is niemand heilig gelijk de Here, want niemand is er buiten U, en er is geen rots gelijk onze God. |