God, u bent mijn God, u zoek ik,
naar u smacht mijn ziel,
naar u hunkert mijn lichaam
in een dor en dorstig land, zonder water.
naar u smacht mijn ziel,
naar u hunkert mijn lichaam
in een dor en dorstig land, zonder water.
God, u bent mijn God!
Ik zoek u,
met heel mijn hart verlang ik naar u,
mijn hele lichaam verlangt naar u.
Om mij heen is het dor en droog,
nergens vind ik water.
Ik zoek u,
met heel mijn hart verlang ik naar u,
mijn hele lichaam verlangt naar u.
Om mij heen is het dor en droog,
nergens vind ik water.
O God, U bent mijn God!
U zoek ik vroeg in de morgen;
mijn ziel dorst naar U,
mijn lichaam verlangt naar U
in een land, dor en dorstig, zonder water.
U zoek ik vroeg in de morgen;
mijn ziel dorst naar U,
mijn lichaam verlangt naar U
in een land, dor en dorstig, zonder water.
O God, Gij zijt mijn God, U zoek ik,
mijn ziel dorst naar U,
mijn vlees smacht naar U,
in een dor en dorstig land, zonder water.
mijn ziel dorst naar U,
mijn vlees smacht naar U,
in een dor en dorstig land, zonder water.
God, mijn God, wat verlang ik naar U!
Met hart en ziel verlang ik naar U,
zoals een dor en droog land verlangt naar water.
Met hart en ziel verlang ik naar U,
zoals een dor en droog land verlangt naar water.