Je kan beter wijsheid hebben dan goud. Je kan beter verstand bezitten dan zilver. | Hoeveel beter is het, wijsheid te verkrijgen dan goud, hoeveel verkieslijker is het, verstand te verwerven dan zilver! |
Als andere mensen je prijzen, is dat beter dan rijk zijn. Als andere mensen je waarderen, is dat beter dan zilver en goud. | Een goede naam is verkieslijker dan veel rijkdom, gunst is beter dan zilver en goud. |
Jullie mogen geen andere goden hebben, maar alleen Mij. Jullie mogen geen gouden of zilveren goden maken. | Gij zult naast Mij geen goden maken; noch van zilver noch van goud zult gij ze u maken. |
Maar Hij weet hoe ik leef. Als Hij me zou toetsen, zou Hij zien dat ik zo zuiver ben als zuiver goud. Ik heb altijd geleefd zoals Hij het wil. Ik ben Hem nooit ongehoorzaam geweest. | Want Hij weet, hoe mijn wandel is; toetste Hij mij, ik kwam als goud te voorschijn. Mijn voet bleef vast in zijn spoor, ik hield zijn weg zonder af te buigen. |
Hij heeft jullie vrijgekocht van de zinloze manier van leven die jullie van je voorouders hadden geleerd. Maar onthoud dat jullie niet met goud of zilver zijn vrijgekocht. Jullie zijn vrijgekocht met het kostbare bloed van Christus, het volmaakte Offerlam. | Wetende, dat gij niet met vergankelijke dingen, zilver of goud, zijt vrijgekocht van uw ijdele wandel, die (u) van de vaderen overgeleverd is, maar met het kostbare bloed van Christus, als van een onberispelijk en vlekkeloos lam. |
Ook wil ik dat de vrouwen zich fatsoenlijk kleden, keurig en bescheiden. Ze moeten niet willen opvallen door ingewikkelde kapsels, veel sieraden en mooie kleren. Het is beter als ze mooi en aantrekkelijk zijn door goed te zijn voor anderen, zoals dat past bij vrouwen die zeggen dat ze God dienen. | Evenzo, dat de vrouwen zich sieren met waardige klederdracht, zedig en ingetogen, niet met haarvlechten en goud of paarlen en kostbare kleding, maar – zó immers betaamt het vrouwen, die voor haar godsvrucht uitkomen – door goede werken. |
Want wat de andere volken aanbidden, is machteloos. Het zijn gewoon stukken hout die mensen uit het bos hebben gekapt. Ze hebben er met een beitel een vorm aan gegeven en die met zilver en goud versierd. Ze zetten ze daarna met spijkers vast, zodat ze niet kunnen omvallen. Zo staan ze daar. Het zijn net vogelverschrikkers, want spreken kunnen ze niet. Ze moeten gedragen worden, want ze kunnen niet zelf lopen. Wees niet bang voor zulke goden, want ze doen geen kwaad. Maar ze doen ook niets goeds! | Want de handelwijze der volken, die is nietigheid: want als een stuk hout heeft men het uit het woud gehakt, – arbeid van werkmanshanden met de bijl – met zilver en goud siert men het op, met spijkers en hamers maakt men het vast, zodat het niet waggelt. Als een vogelverschrikker in een komkommerveld zijn zij, zij spreken niet, zij moeten beslist gedragen worden, want zij kunnen geen stap doen. Vreest voor hen niet, want zij doen geen kwaad, maar ook goeddoen is er bij hen niet. |
Als je vrienden hebt, doe dan je best om ze te vriend te houden. Want een vriend is trouwer dan een broer. | Veel makkers strekken een mens tot ongeluk, maar soms is een vriend aanhankelijker dan een broeder. |
Vrouwen, onthoud dat het er niet om gaat dat jullie er van buiten mooi uitzien, met schitterende kapsels, dure sieraden en mooie kleren. Zorg er liever voor dat jullie van binnen mooi zijn. Dat is veel belangrijker. Je bent pas werkelijk mooi als je vriendelijk en rustig bent. Dat is schoonheid die niet verdwijnt. God houdt van zulke schoonheid. | Uw sieraad zij niet uitwendig: het vlechten van haar, het omhangen van goud of het dragen van gewaden, maar de verborgen mens uws harten, met de onvergankelijke (tooi) van een zachtmoedige en stille geest, die kostbaar is in het oog van God. |