De HEERE zal voor u strijden, en ú moet stil zijn. | De Here zal voor u strijden, en gij zult stil zijn. |
En nu, lieve kinderen, blijf in Hem, opdat wij vrijmoedigheid hebben, wanneer Hij geopenbaard zal worden, en niet door Hem beschaamd gemaakt worden bij Zijn komst. | En nu, kinderkens, blijft in Hem, opdat wij, als Hij zal geopenbaard worden, vrijmoedigheid hebben en voor Hem niet beschaamd staan bij zijn komst. |
Wanneer de HEERE, uw God, u gezegend heeft, zoals Hij tot u gesproken heeft, dan zult u aan vele volken leningen verstrekken, maar zelf zult u niets hoeven te lenen; en u zult over vele volken heersen, maar over u zullen zij niet heersen. | Wanneer de Here, uw God, u zegent, zoals Hij u beloofd heeft, dan zult gij aan vele volken lenen, maar zelf zult gij niet ter leen ontvangen; gij zult over vele volken heersen, maar over u zullen zij niet heersen. |
En de engel zei tegen hen: Wees niet bevreesd, want zie, ik verkondig u grote blijdschap, die voor heel het volk wezen zal. | En de engel zeide tot hen: Weest niet bevreesd, want zie, ik verkondig u grote blijdschap, die heel het volk zal ten deel vallen. |
Laten je ogen recht vooruitkijken en je oogleden zich recht vóór je houden. | Laten uw ogen voorwaarts blikken en uw oogopslag rechtuit zijn. |
De HEERE verlost de ziel van Zijn dienaren; allen die tot Hem de toevlucht nemen, worden niet schuldig verklaard. | De Here verlost de ziel van zijn knechten, allen die bij Hem schuilen, zullen niet boeten. |
Het losgeld voor iemands leven is zijn rijkdom, maar een arme krijgt zelfs geen bedreiging te horen. | Het losgeld voor iemands leven is zijn rijkdom, maar de arme krijgt geen bedreiging te horen. |
Genees zieken, reinig melaatsen, wek doden op, drijf demonen uit. U hebt het voor niets ontvangen, geef het voor niets. | Geneest zieken, wekt doden op, reinigt melaatsen, drijft boze geesten uit. Om niet hebt gij het ontvangen, geeft het om niet. |
Abba, Vader, alle dingen zijn mogelijk voor U; neem deze drinkbeker van Mij weg, maar niet wat Ik wil, maar wat U wilt. | Abba, Vader, alles is U mogelijk, neem deze beker van Mij weg. Doch niet wat Ik wil, maar wat Gij wilt. |
Wees sterk en moedig, wees niet bevreesd en schrik niet voor hen terug, want het is de HEERE, uw God, Die met u meegaat. Hij zal u niet loslaten en u niet verlaten. | Weest sterk en moedig, vreest niet en siddert niet voor hen, want de Here, uw God, zelf gaat met u; Hij zal u niet begeven en u niet verlaten. |
Ik zeg u dat er evenzo blijdschap zal zijn in de hemel over één zondaar die zich bekeert, meer dan over negenennegentig rechtvaardigen, die de bekering niet nodig hebben. | Ik zeg u, dat er alzo blijdschap zal zijn in de hemel over één zondaar, die zich bekeert, meer dan over negenennegentig rechtvaardigen, die geen bekering nodig hebben. |
Maar hij zei tegen hen: Wees niet ontdaan. U zoekt Jezus de Nazarener, de Gekruisigde. Hij is opgewekt! Hij is hier niet; zie de plaats waar ze Hem gelegd hadden. | Hij zeide tot haar: Weest niet ontsteld. Jezus zoekt gij, de Nazarener, de gekruisigde. Hij is opgewekt, Hij is hier niet; zie de plaats, waar zij Hem gelegd hadden. |
Er is in de liefde geen vrees, maar de volmaakte liefde drijft de vrees uit. De vrees houdt immers straf in, en wie vreest, is niet volmaakt in de liefde. | Er is in de liefde geen vrees, maar de volmaakte liefde drijft de vrees uit; want de vrees houdt verband met straf en wie vreest, is niet volmaakt in de liefde. |
Ik doe de genade van God niet teniet; want als er gerechtigheid door de wet zou zijn, dan was Christus tevergeefs gestorven. | Ik ontneem aan de genade Gods haar kracht niet; want indien er gerechtigheid door de wet is, dan is Christus tevergeefs gestorven. |
Laten wij daarom het eerste onderwijs met betrekking tot Christus laten rusten, en doorgaan tot de volmaaktheid, zonder opnieuw het fundament te leggen van bekering van dode werken en van geloof in God, van de leer van de dopen, van de handoplegging, van de opstanding van de doden en van het eeuwig oordeel. | Laten wij daarom het eerste onderwijs aangaande Christus laten rusten en ons richten op het volkomene, zonder opnieuw het fundament te leggen van bekering van dode werken en van geloof in God, van een leer van dopen en van oplegging der handen, van opstanding der doden en van een eeuwig oordeel. |
Maar de engel antwoordde en zei tegen de vrouwen: U hoeft niet bevreesd te zijn, want ik weet dat u Jezus zoekt, Die gekruisigd was. Hij is hier niet, want Hij is opgewekt, zoals Hij gezegd heeft. Kom, zie de plaats waar de Heere gelegen heeft. | Doch de engel antwoordde en zeide tot de vrouwen: Weest gij niet bevreesd; want ik weet, dat gij Jezus zoekt, de gekruisigde. Hij is hier niet, want Hij is opgewekt, gelijk Hij gezegd heeft; komt, ziet de plaats, waar Hij gelegen heeft. |
Want u zult in gedachten houden dat u slaaf geweest bent in het land Egypte en dat de HEERE, uw God, u vandaar uitgeleid heeft met sterke hand en uitgestrekte arm. Daarom heeft de HEERE, uw God, u geboden de dag van de sabbat te houden. | Want gij zult gedenken, dat gij dienstknechten in het land Egypte geweest zijt, en dat de Here, uw God, u vandaar heeft uitgeleid met een sterke hand en met een uitgestrekte arm; daarom heeft u de Here, uw God, geboden de sabbatdag te houden. |
En toen zij Hem zagen lopen op de zee, dachten zij dat het een spook was en schreeuwden luid, want allen zagen Hem en raakten in verwarring; en meteen sprak Hij met hen en zei tegen hen: Heb goede moed, Ik ben het; wees niet bevreesd. | Toen zij Hem over de zee zagen gaan, meenden zij, dat het een spook was en zij schreeuwden luid. Want allen zagen zij Hem en werden verbijsterd. Maar terstond sprak Hij met hen en zeide tot hen: Houdt moed, Ik ben het, weest niet bevreesd! |
Want als wij geloven dat Jezus gestorven en opgestaan is, zal ook God op dezelfde wijze hen die in Jezus ontslapen zijn, terugbrengen met Hem. | Want indien wij geloven, dat Jezus gestorven en opgestaan is, zal God ook zó hen, die ontslapen zijn, door Jezus wederbrengen met Hem. |
Want als wij, toen wij vijanden waren, met God verzoend zijn door de dood van Zijn Zoon, hoeveel te meer zullen wij, nu wij verzoend zijn, behouden worden door Zijn leven. | Want als wij, toen wij vijanden waren, met God verzoend zijn door de dood zijns Zoons, zullen wij veel meer, nu wij verzoend zijn, behouden worden, doordat Hij leeft. |
Wanneer u dan in uw hart zegt: Hoe kunnen wij het woord herkennen dat de HEERE niet gesproken heeft? Wanneer die profeet in de Naam van de HEERE spreekt, en het gebeurt niet en het komt niet uit, dan is dat een woord dat de HEERE niet gesproken heeft. In overmoed heeft die profeet dat gesproken; wees niet bevreesd voor hem. | Wanneer gij nu bij uzelf mocht zeggen: Hoe onderkennen wij het woord dat de Here niet gesproken heeft? – als een profeet spreekt in de naam des Heren en zijn woord wordt niet vervuld en komt niet uit, dan is dit een woord, dat de Here niet gesproken heeft; in overmoed heeft de profeet het gesproken, gij zult voor hem niet vrezen. |
En Petrus zei: Ananias, waarom heeft de satan uw hart vervuld, zodat u gelogen hebt tegen de Heilige Geest en een deel achtergehouden hebt van de opbrengst van het stuk grond? Als het onverkocht gebleven was, bleef het dan niet van u, en toen het verkocht was, bleef de opbrengst dan niet tot uw beschikking? Waarom toch hebt u deze daad in uw hart voorgenomen? U hebt niet tegen mensen gelogen, maar tegen God. | Maar Petrus zeide: Ananias, waarom heeft de satan uw hart vervuld om de heilige Geest te bedriegen en iets achter te houden van de opbrengst van het stuk land? Als het onverkocht gebleven was, bleef het dan niet van u, en was, na de verkoop, de opbrengst niet te uwer beschikking? Hoe kondt gij aan deze daad in uw hart plaats geven? Gij hebt niet tegen mensen gelogen, maar tegen God. |