Alles mag, maar niet alles is nuttig. Ik mag alles, maar ik mag nergens slaaf van worden. | Alles is mij geoorloofd, maar niet alles is nuttig. Alles is mij geoorloofd, maar ik zal mij door niets laten knechten. |
Alles mag, maar niet alles is nuttig. Alles mag, maar niet alles is goed voor een ander. | Alles is geoorloofd, maar niet alles is nuttig. Alles is geoorloofd, maar niet alles bouwt op. |
Toen zei de Heer tegen de duivel: "Goed. Met alles wat Job heeft, mag je doen wat je wil. Maar Job zelf mag je niets aandoen." Toen ging de duivel bij de Heer weg. | En de Here zeide tot de satan: Zie, al wat hij bezit, zij in uw macht; alleen tegen hemzelf zult gij uw hand niet uitstrekken. Toen ging de satan van des Heren aangezicht heen. |
Als je wél vlees eet, mag je iemand die géén vlees eet niet veroordelen. En als je géén vlees eet, mag je iemand die wél vlees eet niet veroordelen. Want God houdt van jullie allebei. | Wie wèl eet, minachte hem niet, die niet eet, en wie niet eet, oordele hem niet, die wèl eet, want God heeft hem aanvaard. |
Zes dagen mogen jullie werken. Maar op de zevende dag mag niemand werken. Het is een rustdag, met een heilige bijeenkomst, in alle plaatsen waar jullie wonen. Jullie houden die rustdag voor Mij. | Zes dagen mag arbeid verricht worden, maar op de zevende dag zal er een volkomen sabbat zijn: een heilige samenkomst; generlei arbeid zult gij verrichten, het is een sabbat voor de Here in al uw woonplaatsen. |
Verander niets aan de wetten van de Heer God die ik jullie geef. Je mag er niets aan toevoegen en je mag er niets vanaf halen. Houd je er heel precies aan. | Gij zult aan wat ik u gebied, niet toedoen en daarvan niet afdoen, opdat gij de geboden van de Here, uw God, onderhoudt, die ik u opleg. |
Jullie mogen geen andere goden hebben, maar alleen Mij. Jullie mogen geen gouden of zilveren goden maken. | Gij zult naast Mij geen goden maken; noch van zilver noch van goud zult gij ze u maken. |
Van de dieren die in het water leven, mogen jullie alle dieren eten die vinnen én schubben hebben. Maar jullie mogen geen waterdieren eten die geen vinnen of geen schubben hebben. Die dieren zijn onrein voor jullie. | Dit moogt gij eten van al wat in het water leeft: al wat vinnen en schubben heeft, moogt gij eten, maar gij zult niets eten dat geen vinnen of schubben heeft; onrein zal dat voor u zijn. |
En een mens is toch veel belangrijker dan een schaap? Daarom mag je op de heilige rustdag goed doen. | Hoeveel gaat niet een mens een schaap te boven? Derhalve is het geoorloofd op de sabbat wèl te doen. |
Uw goedheid en liefde zijn mijn leven lang bij mij. Ik mag mijn hele leven dicht bij U zijn. | Ja, heil en goedertierenheid zullen mij volgen al de dagen van mijn leven; ik zal in het huis des Heren verblijven tot in lengte van dagen. |
Het kwaad mag niet meer over jullie heersen. Want nu heerst niet meer de wet van Mozes over jullie, maar de liefdevolle goedheid van God. | Immers, de zonde zal over u geen heerschappij voeren, want gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade. |
Als iemand hardop erkent dat Jezus de Zoon van God is, mag hij er zeker van zijn dat God in hem woont en dat hij in God is. | Al wie belijdt, dat Jezus de Zoon van God is – God blijft in hem en hij in God. |
Jullie hebben gehoord dat er in de Boeken tegen onze voorouders wordt gezegd dat je niet ontrouw mag zijn aan je vrouw. Dus dat je niet met een andere vrouw naar bed mag gaan. Maar Ik zeg jullie: als je naar een andere vrouw kijkt en denkt: 'Ik zou best eens met haar naar bed willen,' ben je in gedachten al ontrouw aan je vrouw geweest. | Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: Gij zult niet echtbreken. Maar Ik zeg u: Een ieder, die een vrouw aanziet om haar te begeren, heeft in zijn hart reeds echtbreuk met haar gepleegd. |
Als iemand pas getrouwd is, hoeft hij niet met het leger mee te gaan. Hij hoeft op geen enkele manier mee te doen aan de strijd. Eén jaar lang hoeft hij niet in het leger. Dan kan hij voor zijn huis zorgen en kunnen hij en zijn vrouw van elkaar genieten. | Wanneer iemand pas een vrouw gehuwd heeft, zal hij in het leger niet uitrukken en men zal hem in geen enkel opzicht bezwaren; gedurende één jaar zal hij vrijgesteld zijn ten behoeve van zijn huis, en de vrouw die hij gehuwd heeft, verheugen. |
Maar vergeet niet, lieve broeders en zusters, dat één dag bij de Heer is als duizend jaar, en dat duizend jaar is als één dag. | Doch dit ene mag u niet ontgaan, geliefden, dat één dag bij de Here is als duizend jaar en duizend jaar als één dag. |
Maar jullie mogen absoluut niet met allerlei vrouwen of mannen naar bed gaan, of allerlei andere verkeerde dingen op het gebied van seks doen. Wees ook niet langer hebzuchtig. | Maar van hoererij en allerlei onreinheid of hebzucht mag onder u zelfs geen sprake zijn, zoals het heiligen betaamt. |
Maar Ik ben jullie Heer God. Dat ben Ik al vanaf de dag dat Ik jullie uit Egypte bevrijdde. Daarom mogen jullie geen andere goden hebben. Want er is geen andere Redder. | Maar Ik ben de Here, uw God, van het land Egypte af; een God nevens Mij kent gij niet en een verlosser buiten Mij is er niet. |
Als je verbergt dat je iemand eigenlijk niet mag, ben je schijnheilig. Als je slechte dingen over andere mensen rondvertelt, ben je een dwaas. | Wie haat verbergt, is een leugenlip; wie laster verbreidt, is een dwaas. |
En als je een keer niet weet wat je moet doen, mag je God om wijsheid vragen. God geeft die altijd, zonder boos te zijn dat je het zelf niet weet. | Indien echter iemand van u in wijsheid te kort schiet, dan bidde hij God daarom, die aan allen geeft, eenvoudigweg en zonder verwijt; en zij zal hem gegeven worden. |
Houd de woorden van dit wetboek altijd in je gedachten. Denk er dag en nacht over na. Want alleen dan zul je precies kunnen doen wat er in staat. En dan zul je altijd succes hebben. Alles wat je doet, zal lukken. | Dit wetboek mag niet wijken uit uw mond, maar overpeins het dag en nacht, opdat gij nauwgezet handelt overeenkomstig alles wat daarin geschreven is, want dan zult gij op uw wegen uw doel bereiken en zult gij voorspoedig zijn. |
En de Heer God zei: "De mens is nu net als Wij geworden. Want nu weet hij wat goed en wat kwaad is. Daarom mag hij nu niet meer van de boom van eeuwig leven eten. Want zo mag hij geen eeuwig leven krijgen." Daarom stuurde de Heer God hem weg uit de tuin van Eden. Hij moest de aarde gaan bewerken waaruit hij was ontstaan. | En de Here God zeide: Zie, de mens is geworden als Onzer een door de kennis van goed en kwaad; nu dan, laat hij zijn hand niet uitstrekken en ook van de boom des levens nemen en eten, zodat hij in eeuwigheid zou leven. Toen zond de Here God hem weg uit de hof van Eden om de aardbodem te bewerken, waaruit hij genomen was. |
Denken jullie soms dat Ik blij ben met de dood van een slecht mens? Nee, Ik heb veel liever dat hij spijt krijgt en zijn leven verandert, zodat hij mag blijven leven. | Zou Ik een welgevallen hebben aan de dood van de goddeloze? luidt het woord van de Here Here. Niet veeleer hieraan, dat hij zich bekere van zijn wegen en leve? |
Dood niemand. Wees trouw aan je vrouw. Steel niet. Vertel geen leugens over anderen. Heb respect voor je vader en moeder en zorg voor hen. En houd net zoveel van je broeders als van jezelf. | Gij zult niet doodslaan, gij zult niet echtbreken, gij zult niet stelen, gij zult geen vals getuigenis geven, eer uw vader en uw moeder, en gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. |
Verlang naar het zuivere woord van Gods waarheid, net zoals pasgeboren baby's verlangen naar pure, onverdunde melk. Want daardoor zullen jullie opgroeien. | En verlangt als pasgeboren kinderen naar de redelijke, onvervalste melk, opdat gij daardoor moogt opwassen tot zaligheid. |
Een mens die geen medelijden toont met een vriend in nood, heeft geen ontzag voor de Almachtige God. | Wie zijn vriend medelijden onthoudt, die verzaakt de vreze des Almachtigen. |