Wie zijn vriend medelijden onthoudt, die verzaakt de vreze des Almachtigen. | Wie zich bekommert om een vriend in nood toont zijn eerbied voor de Ontzagwekkende. |
Ook de rijke stierf en hij werd begraven. En toen hij in het dodenrijk zijn ogen opsloeg onder de pijnigingen, zag hij Abraham van verre en Lazarus in zijn schoot. En hij riep en zeide: Vader Abraham, heb medelijden met mij en zend Lazarus, opdat hij de top van zijn vinger in water dope en mijn tong verkoele, want ik lijd pijn in deze vlam. | Toen hij in het dodenrijk, waar hij hevig gekweld werd, zijn ogen opsloeg, zag hij in de verte Abraham met Lazarus aan zijn zijde. Hij riep: “Vader Abraham, heb medelijden met mij en stuur Lazarus naar me toe. Laat hem het topje van zijn vinger in water dopen om mijn tong te verkoelen, want ik lijd pijn in deze vlammen.” |
Hij zal Zich wederom over ons ontfermen, Hij zal onze ongerechtigheden vertreden. Ja, Gij zult al onze zonden werpen in de diepten der zee. | Opnieuw zult U zich over ons ontfermen en al onze zonden tenietdoen. Onze zonden werpt U in de diepten van de zee. |
Wees mij genadig, o God, naar uw goedertierenheid, delg mijn overtredingen uit naar uw grote barmhartigheid; was mij geheel van mijn ongerechtigheid, reinig mij van mijn zonde. | Wees mij genadig, God, in uw trouw, U bent vol erbarmen, wis mijn wandaden uit, was mij schoon van alle schuld, reinig mij van mijn zonden. |
Heeft Hij, niet om werken der gerechtigheid, die wij zouden gedaan hebben, doch naar zijn ontferming ons gered door het bad der wedergeboorte en der vernieuwing door de heilige Geest. | En heeft Hij ons gered, niet vanwege onze rechtvaardige daden, maar uit barmhartigheid. Hij heeft ons gered door het bad van de wedergeboorte en de vernieuwende kracht van de heilige Geest. |
Ten slotte, weest allen eensgezind, medelijdend, hebt de broeders lief, weest barmhartig en ootmoedig. | Tot slot, wees allen eensgezind, leef met elkaar mee, heb elkaar lief als broeders en zusters, wees barmhartig en bereid de minste te zijn. |
De goddeloze vraagt te leen en geeft niet terug, maar de rechtvaardige ontfermt zich en schenkt. | De zondaar vraagt te leen en brengt niet terug, de rechtvaardige geeft, uit mededogen. |
De tollenaar stond van verre en wilde zelfs zijn ogen niet opheffen naar de hemel, maar hij sloeg zich op de borst en zeide: O God, wees mij, zondaar, genadig! | De tollenaar echter bleef op een afstand staan en durfde niet eens zijn blik naar de hemel te richten. In plaats daarvan sloeg hij zich berouwvol op de borst en zei: “God, wees mij zondaar genadig.” |
Want wij hebben geen hogepriester, die niet kan medevoelen met onze zwakheden, maar een, die in alle dingen op gelijke wijze (als wij) is verzocht geweest, doch zonder te zondigen. | Want deze hogepriester kan met onze zwakheden meevoelen omdat Hij, net als wij, in elk opzicht op de proef is gesteld, maar dan zonder te zondigen. |
Wie nu in de wereld een bestaan heeft en zijn broeder gebrek ziet lijden, maar zijn binnenste voor hem toesluit, hoe blijft de liefde Gods in hem? | Hoe kan Gods liefde in iemand blijven die genoeg heeft om van te bestaan maar zijn hart sluit voor een broeder of zuster die hij gebrek ziet lijden? |
Scheurt uw hart en niet uw klederen en bekeert u tot de Here, uw God. Want genadig en barmhartig is Hij, lankmoedig en groot van goedertierenheid, berouw hebbende over het onheil. | Niet je kleren moet je scheuren, maar je hart. Keer terug tot de HEER, jullie God, want Hij is genadig en liefdevol, geduldig en trouw, en bereid het onheil af te wenden. |
Laten wij daarom met vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade, opdat wij barmhartigheid ontvangen en genade vinden om hulp te verkrijgen te gelegener tijd. | Laten we dus zonder schroom de troon van Gods genade naderen, waar we telkens als we hulp nodig hebben barmhartigheid en genade vinden. |
Doet dan aan, als door God uitverkoren heiligen en geliefden, innerlijke ontferming, goedheid, nederigheid, zachtmoedigheid en geduld. | Omdat God u heeft uitgekozen, omdat u zijn heiligen bent en Hij u liefheeft, moet u zich kleden in innig medeleven, in goedheid, nederigheid, zachtmoedigheid en geduld. |
Want bergen mogen wijken en heuvelen wankelen, maar mijn goedertierenheid zal van u niet wijken en mijn vredesverbond zal niet wankelen, zegt uw Ontfermer, de Here. | Al zouden de bergen wijken en de heuvels wankelen, mijn liefde zal nooit meer van jou wijken en mijn vredesverbond is onwankelbaar – zegt de HEER, die zich over je ontfermt. |
Toen God zag wat zij deden, hoe zij zich bekeerden van hun boze weg, berouwde het God over het kwaad dat Hij gedreigd had hun te zullen aandoen, en Hij deed het niet. | Toen God zag dat zij inderdaad braken met hun kwalijke praktijken, zag Hij ervan af hen te treffen met het onheil dat Hij had aangekondigd, en Hij deed het niet. |
Daarom verlangt de Here ernaar u genadig te zijn, en daarom zal Hij Zich verheffen om Zich over u te ontfermen, want de Here is een God van recht; welzalig allen die op Hem wachten. | En toch wacht de HEER op het ogenblik dat Hij jullie genadig kan zijn; toch zal Hij zich oprichten om zich over jullie te ontfermen. Want de HEER is een God van recht. Gelukkig de mens die op Hem wacht. |
Zo zal Ik het huis van Juda sterken en het huis van Jozef verlossen; ja, Ik zal hen terugbrengen, omdat Ik Mij over hen ontferm, en zij zullen worden, alsof Ik hen niet verworpen had. Want Ik ben de Here, hun God, en Ik zal hen verhoren. | Ik zal het volk van Juda onoverwinnelijk maken en de nakomelingen van Jozef laten zegevieren. Ik ben vol zorg voor hen en zal hen veilig thuisbrengen. Dan zal het weer zijn als voorheen, alsof Ik hen nooit verstoten had, want Ik ben de HEER, hun God, en Ik zal hun gebeden verhoren. |
Want genadig en barmhartig is de Here, uw God: Hij zal het aangezicht niet van u afwenden, indien gij tot Hem wederkeert. | De HEER, uw God, is immers genadig en liefdevol; als u naar hem terugkeert, zal hij zich niet van u afwenden. |
God echter, die rijk is aan erbarming, heeft, om zijn grote liefde, waarmede Hij ons heeft liefgehad, ons, hoewel wij dood waren door de overtredingen mede levend gemaakt met Christus, – door genade zijt gij behouden –. | Maar omdat God zo barmhartig is en de liefde die Hij voor ons heeft opgevat zo groot, heeft Hij ons, terwijl wij allen dood waren door onze zonden, samen met Christus levend gemaakt. Door genade bent u gered! |