Heer, voor trouwe mensen bent u trouw, voor goede mensen bent u goed. | Jegens de getrouwe toont Gij U getrouw, jegens de onberispelijke toont Gij U onberispelijk. |
Rijke mensen hebben macht over arme mensen. Mensen die geld uitlenen, zijn machtiger dan mensen die zelf geld van iemand lenen. | De rijke heerst over de armen, en de man die leent, is een knecht van de uitlener. |
Want overal waar twee of meer gelovigen bij elkaar zijn, daar ben ik ook. | Want waar twee of drie vergaderd zijn in mijn naam, daar ben Ik in hun midden. |
Natuurlijk, ik ben een zwak mens, zoals iedereen. Maar ik doe mijn werk niet met menselijke kracht, ik vertrouw op Gods kracht! God maakt mij sterk. Zo kan ik vechten voor de waarheid! Ik strijd tegen alles wat mensen beweren. Al hun mooie woorden, hun grote verhalen en geweldige ideeën. Ik laat zien dat dat allemaal onzin is. Want de kennis over God is de enige waarheid. En we moeten alleen Jezus Christus gehoorzamen. | Want al leven wij in het vlees, wij trekken niet ten strijde naar het vlees. |
Veel mensen willen steeds meer hebben, maar goede mensen geven alles weg. | De begerigheid begeert de ganse dag, maar de rechtvaardige geeft en houdt niet terug. |
Dwaze mensen worden meteen woedend, maar wijze mensen blijven altijd rustig. | De dwaas laat zijn ganse toorn de vrije loop, maar de wijze houdt die in en doet hem bedaren. |
We kunnen dus vol vertrouwen zeggen: «De Heer zal mij helpen. Daarom ben ik niet bang. Mensen kunnen me geen kwaad doen.» | Daarom kunnen wij met vertrouwen zeggen: De Here is mij een helper, ik zal niet vrezen; wat zou een mens mij doen? |
De zonde van Adam had grote gevolgen: voor alle mensen kwam de dood. De straf voor Adam werd dus de straf voor alle mensen. Maar er is iets gebeurd dat belangrijker is. God heeft ons een groot geschenk gegeven: Jezus Christus. Door die ene mens is God goed voor alle mensen. Dankzij Jezus Christus ziet God ons als goede mensen, ook al hebben we veel fouten gemaakt. Ons leven wordt niet meer bepaald door de zonde van Adam, maar door Gods grote geschenk. | Maar het is met de genadegave niet zo als met de overtreding; want, indien door de overtreding van die ene zeer velen gestorven zijn, veel meer is de genade Gods en de gave, bestaande in de genade van de ene mens, Jezus Christus, voor zeer velen overvloedig geworden. |
Aan mensen die moe zijn, geeft hij kracht. Mensen die zwak zijn, maakt hij weer sterk. | Hij geeft de moede kracht en de machteloze vermeerdert Hij sterkte. |
Toen maakte God de mensen. Hij maakte ze zo dat ze op hem leken. Hij maakte ze als man en als vrouw. | En God schiep de mens naar zijn beeld; naar Gods beeld schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen. |
Uit de richting van de troon hoorde ik een luide stem, die zei: ‘Nu is God zelf op aarde. Vanaf nu zal hij bij de mensen wonen. De mensen zullen zijn volk zijn, en hij zal hun God zijn. Hij zal al hun tranen drogen. Niemand zal meer sterven, en er zal geen verdriet en geen pijn meer zijn. Want alles van vroeger is verdwenen.’ | En ik hoorde een luide stem van de troon zeggen: Zie, de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen zijn volken zijn en God zelf zal bij hen zijn, en Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geklaag, noch moeite zal er meer zijn, want de eerste dingen zijn voorbijgegaan. |
Als je een dag gaat vasten uit eerbied voor God, laat dat dan niet aan iedereen weten. Schijnheilige mensen doen dat wel. Zij kijken somber en ze gooien zand over hun hoofd. Zo kan iedereen zien dat ze die dag vasten. Luister goed naar mijn woorden: Zij hebben hun beloning al gekregen. | En wanneer gij vast, toont dan niet, zoals de huichelaars, een somber gelaat; want zij maken hun aangezicht ontoonbaar, om zich aan de mensen te vertonen, wanneer zij vasten. Voorwaar, Ik zeg u, zij hebben hun loon reeds. |
Mensen die kwaad willen, zijn bedriegers. Mensen die vrede willen, worden gelukkig. | Bedrog is in het hart van wie kwaad smeden, maar voor wie tot vrede raden, is er vreugde. |
Luister! Gewoon brood verdwijnt als je het opeet. Maar het hemelse brood geeft eeuwig leven. Doe je uiterste best om dat brood te krijgen. De Mensenzoon kan het je geven. Want God, de Vader, heeft hem die macht gegeven. | Werkt niet om de spijs, die vergaat, maar om de spijs, die blijft tot in het eeuwige leven, welke de Zoon des mensen u geven zal; want op Hem heeft God, de Vader, zijn zegel gedrukt. |
Ik heb verdriet, maar toch ben ik altijd blij. Ik ben arm, maar ik maak veel mensen rijk. Ik bezit niets, en toch heb ik alles! | Als bedroefd, maar altijd blijde; als arm, maar velen rijk makend; als niets hebbend en toch alles bezittend. |
Jezus zei tegen zijn leerlingen: ‘Jullie zijn het zout in deze wereld. Zout heeft een sterke smaak. Maar als het zijn smaak verliest, kun je het niet opnieuw zout maken. Dan is het waardeloos en wordt het weggegooid.’ | Gij zijt het zout der aarde; indien nu het zout zijn kracht verliest, waarmede zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer toe dan om weggeworpen en door de mensen vertreden te worden. |
Mensen die hem kennen, mogen op hem vertrouwen. Mensen die hem zoeken, laat hij niet alleen. | Daarom vertrouwen op U wie uw naam kennen, want Gij hebt nooit verlaten wie U zoeken, o Here. |
De Heer beschermt mensen die eerlijk leven, maar hij vernietigt mensen die kwaad doen. | De weg des Heren is een beschutting voor de oprechten, maar onheil voor de bedrijvers van ongerechtigheid. |
Goede mensen weten dat ze gelukkig zullen zijn, maar slechte mensen kunnen niets verwachten. | De verwachting der rechtvaardigen is vreugde, maar de hoop der goddelozen gaat teniet. |
Mensen die geschenken uitdelen, krijgen daarmee aandacht van machtige mensen. | Iemands geschenk maakt ruimte voor hem en brengt hem in de tegenwoordigheid der groten. |
De Heer geeft geluk aan eerlijke mensen, aan mensen die hem trouw zijn. Hij beschermt hen. | Hij bewaart hulp voor de oprechten, Hij is een schild voor wie onberispelijk wandelen. |
Het is de liefde van Christus die mij beheerst. Want dit weet ik zeker: één mens is gestorven voor alle mensen, en daardoor zijn eigenlijk alle mensen gestorven. Christus is voor alle mensen gestorven. Maar voor ons is hij niet alleen gestorven, maar ook opgestaan uit de dood. Daardoor horen wij nu bij het nieuwe leven. We leven nu niet meer voor onszelf, maar voor Christus. | Want de liefde van Christus dringt ons, daar wij tot het inzicht gekomen zijn, dat één voor allen gestorven is. Dus zijn zij allen gestorven. En voor allen is Hij gestorven, opdat zij, die leven, niet meer voor zichzelf zouden leven, maar voor Hem, die voor hen gestorven is en opgewekt. |
Mensen die eigenwijs zijn, maken altijd ruzie. Mensen die naar goede raad luisteren, zijn wijs. | Door overmoed ontstaat slechts twist, maar bij hen die zich laten raden, is wijsheid. |
In die tijd zullen mensen tegen jullie zeggen dat de messias in de woestijn is. Of dat hij ergens in een huis is. Geloof dat niet, en ga er niet heen. Want als de Mensenzoon komt, zal iedereen hem zien. Net zoals iedereen de bliksem in de lucht kan zien. | Indien men dan tot u zegt: Zie, Hij is in de woestijn, gaat er niet heen; zie, Hij is in de binnenkamer, gelooft het niet. Want gelijk de bliksem komt van het oosten en licht tot het westen, zo zal de komst van de Zoon des mensen zijn. |
Wij verlangen naar u, dag en nacht verlangen we naar uw komst. Als u de aarde komt straffen, leren de mensen hoe ze moeten leven. | Van ganser harte verlang ik naar U in de nacht, ja, uit het diepst van mijn gemoed zoek ik U; want wanneer uw gerichten op de aarde zijn, leren de inwoners der wereld gerechtigheid. |