Het heil is van de HEERE; Uw zegen is over Uw volk. Sela | Bij U, HEER, is redding, uw zegen rust op uw volk. sela |
Ik spreid mijn handen naar U uit, mijn ziel ligt voor U als een dorstig land. Sela | Ik strek mijn handen naar U uit, dorstig als droge aarde. sela |
Geloofd zij de Heere; dag aan dag overlaadt Hij ons. Die God is onze zaligheid. Sela | Geprezen zij de Heer, dag aan dag, deze God draagt ons en redt ons. sela |
Wie is Hij, deze Koning der ere? De HEERE van de legermachten, Hij is de Koning der ere. Sela | Wie is Hij, die koning vol majesteit? De HEER van de hemelse machten, Hij is de koning vol majesteit. sela |
U bent mijn schuilplaats, U beschermt mij voor benauwdheid, U omringt mij met vrolijke gezangen van bevrijding. Sela | Bij U ben ik veilig, U behoedt mij in de nood en omringt mij met gejuich van bevrijding. sela |
Mijn zonde maakte ik U bekend, mijn ongerechtigheid bedekte ik niet. Ik zei: Ik zal mijn overtredingen belijden voor de HEERE. En Ú vergaf mijn ongerechtigheid, mijn zonde. Sela | Toen beleed ik U mijn zonde, ik dekte mijn schuld niet toe, ik zei: ‘Ik beken de HEER mijn ontrouw’ – en U vergaf mij mijn zonde, mijn schuld. sela |