Daarom moeten wij eerbied hebben voor de Heer en ons aan zijn wetten houden. Dan zal het goed met ons gaan. En dan zal de Heer ons laten leven, zoals hij steeds gedaan heeft. | De Heer beval ons om ons aan al deze wetten en leefregels te houden. We moeten diep ontzag voor Hem hebben. Dan zal het voor altijd goed met ons gaan. En Hij zal ervoor zorgen dat we in leven blijven, zoals we vandaag ook in leven zijn. |
God geeft je misschien rijkdom en bezit. En hij zorgt ervoor dat je kunt genieten van alles wat je hebt. Je hebt er hard voor gewerkt, en het is een geschenk van God. | Als God je rijk maakt, geeft Hij je de mogelijkheid om te eten en alles te hebben wat je nodig hebt. En om te genieten van alles waarvoor je zo hard hebt gewerkt. Dat is dan een geschenk van God. |
Vaak duurt het lang voordat iemand gestraft wordt voor een slechte daad. En dan denken de mensen: Het is niet erg om kwaad te doen. | Slechte mensen worden niet onmiddellijk gestraft. Daarom denken de mensen dat ze ongestraft slechte dingen kunnen doen. |
Na dat gebed begon de aarde te schudden op de plaats waar ze bij elkaar waren. En de heilige Geest kwam in alle apostelen. Ze begonnen zonder angst het goede nieuws over Jezus te vertellen. | Terwijl ze zo baden, beefde het huis waar ze waren. En ze werden allemaal vol van de Heilige Geest. En vol geloof en zonder vrees vertelden ze het woord van God aan de mensen. |
Als je je best doet om goed te leven, zal God je beschermen. En dan kan niemand je kwaad doen. | Wie zal jullie kwaad doen, als jullie je best doen om goed te doen? |
God heeft jullie uitgekozen om gered te worden. Daarom stuurde hij mij om het goede nieuws te vertellen. Jullie geloven in het goede nieuws. En daarom zullen ook jullie voor eeuwig leven, samen met onze Heer Jezus Christus. | Hij heeft jullie geroepen om dezelfde hemelse macht en majesteit te krijgen als onze Heer Jezus Christus. Hij riep jullie door het goede nieuws dat wij jullie kwamen brengen. |
Help me om altijd eerlijk te zijn, en geef me precies wat ik nodig heb. Ik wil niet arm zijn, maar ook niet rijk. | Help me om nooit oneerlijk te zijn en nooit te liegen. Maak mij niet arm en ook niet rijk. Geef me gewoon alle dagen genoeg te eten. |
Hadden ze altijd maar zo veel eerbied voor mij! Waren ze altijd maar zo gehoorzaam! Dan zou het altijd goed met hen gaan, en ook met hun kinderen. | Ik wilde wel dat ze altíjd zoveel ontzag voor Mij en voor mijn wetten zouden hebben. Dan zou het voor altijd goed gaan met hen en hun kinderen. |
Doe alles zonder te klagen, en zonder ruzie te maken. Dan zullen jullie volmaakte kinderen van God zijn, zuiver en zonder fouten. Dan vallen jullie op tussen alle slechte en oneerlijke mensen, als sterren die schitteren in de nacht. Houd vast aan het goede nieuws, dan krijg je het eeuwige leven. | Doe alles zonder mopperen of klagen. Zorg ervoor dat niemand iets slechts van jullie kan zeggen. Wees echte kinderen van God op wie niets valt aan te merken. Want dan zullen jullie als stralende sterren zijn, die opvallen tussen de slechte en ongehoorzame mensen van deze tijd. Blijf gehoorzaam aan het woord dat leven geeft. |
Heeft iemand van jullie niet de wijsheid om te leven zoals God het wil? Dan moet je God om die wijsheid vragen. Hij zal je die zeker geven. Want God geeft de mensen allerlei goede dingen, zomaar, zonder er iets voor terug te vragen. | En als je een keer niet weet wat je moet doen, mag je God om wijsheid vragen. God geeft die altijd, zonder boos te zijn dat je het zelf niet weet. |
Iedereen die dorst heeft, zal ik te drinken geven. Iedereen die geen kracht meer heeft, maak ik weer sterk. | Want de mensen die moe zijn, vul Ik met nieuwe kracht. De mensen die bedroefd waren, geef Ik nieuwe blijdschap. |
Dit is het moment om je leven te veranderen. Want Gods nieuwe wereld is dichtbij. | Jullie moeten gaan leven zoals God het wil. Want het Koninkrijk van God zal nu heel gauw komen! |
In het huis van mijn Vader is plaats voor veel mensen. Daar mag je op vertrouwen. Want ik heb gezegd dat ik wegga om voor jullie een plaats klaar te maken. | In het huis van mijn Vader is plaats voor heel veel mensen. Als dat niet zo was, zou Ik het jullie hebben gezegd. Ik ga daarheen om alles voor jullie klaar te maken. Daarna kunnen jullie ook komen. |
Jullie mogen je leven niet delen met ongelovigen, want jullie passen niet bij hen. Het doen van Gods wil heeft niets te maken met het doen van slechte dingen. Net zoals licht niets te maken heeft met donker. | Sluit geen enkel verbond met ongelovigen. Want waarin lijken goed en kwaad op elkaar? Of waarin lijkt het licht op het donker? |
Ik wil doen wat u van mij wilt, uw wet staat in mijn hart geschreven. | God, ik wil graag doen wat U van mij vraagt. Uw wet staat in mijn hart geschreven. |
Het is vreemd als dwaze mensen mooie woorden spreken, maar het is nog vreemder als goede mensen liegen. | Het past niet bij een dwaas mens om wijze dingen te zeggen. Nog minder past het bij een oprecht mens om te liegen. |
De kerk van God is heilig, en jullie zijn die heilige kerk. Als mensen proberen om de kerk kapot te maken, zal God die mensen kapotmaken! | Als iemand de tempel van God kwaad doet, zal God hém kwaad doen. Want de tempel van God is heilig. Jullie zijn die heilige tempel! |
Laten we daarom steeds het goede blijven doen, en volhouden tot de dag dat Christus terugkomt. | Laten we nooit stoppen om goed te doen. Want uiteindelijk zullen we daarvan de zegen oogsten. Maar dan moeten we wel doorzetten! |
Een mens is veel belangrijker dan een schaap. Je mag op sabbat dus iets goeds doen. | En een mens is toch veel belangrijker dan een schaap? Daarom mag je op de heilige rustdag goed doen. |
Jezus zei: ‘Vader, vergeef de mensen die mij doden, want ze weten niet wat ze doen.’ De soldaten verdeelden de kleren van Jezus onder elkaar door erom te loten. | Jezus zei: "Vader, vergeef het hun. Want ze weten niet wat ze doen!" En de soldaten dobbelden erom hoe ze zijn kleren zouden verdelen. |
Je hoeft niet bang te zijn, want ik ben bij je. Je hoeft geen angst te hebben, want ik ben jouw God. Ik zal je helpen, ik zal je sterk maken. Met mijn hulp zul je de vijanden overwinnen. | Israël, wees niet bang, want Ik ben met je. Kijk niet angstig rond, want Ik ben je God. Ik maak je sterk. Ik help je. Ik houd je stevig vast en Ik kom voor je op. |
Ik laat jullie niet alleen, maar ik kom terug om jullie die nieuwe helper te geven. | Ik zal jullie niet als weeskinderen achterlaten. Ik kom naar jullie toe. |
Kijk eens naar de vogels. Ze werken niet op het land en ze hebben geen kelder of schuur. God geeft ze te eten. En jullie zijn voor hem veel belangrijker dan de vogels. | Kijk eens naar de vogels. Ze zaaien niet, ze maaien niet en ze bewaren niets in voorraadkamers of schuren. God geeft ze te eten. Jullie zijn toch veel belangrijker dan de vogels? |
Ik heb jullie alles geleerd wat belangrijk voor jullie was. Dat deed ik bij mensen thuis en in het openbaar. | Ik heb alles gedaan om jullie alles te leren wat goed voor jullie was – op straat, in de synagoge en bij de mensen thuis. |
Toen Jezus dat hoorde, zei hij: ‘Een dokter is er niet voor gezonde mensen, maar voor zieke mensen. Met mij is het net zo. Ik ben er niet voor goede mensen. Maar ik ben gekomen om aan slechte mensen het goede nieuws te vertellen. Denk eens goed na over deze woorden van God: «Ik wil geen offers, maar ik wil dat jullie goed voor elkaar zijn.»’ | Ga weg en probeer te bedenken wat er in de Boeken wordt bedoeld met: 'Het gaat Mij niet om jullie offers. Ik wil vriendelijkheid en goedheid bij jullie zien.' Ik ben niet gekomen om goede mensen te roepen, maar om slechte mensen te zeggen dat ze moeten gaan leven zoals God het wil. |