De Heer redt mij, hij geeft me kracht. Bij hem ben ik veilig, want hij is machtig. Bij hem vind ik bescherming. | Op God rust mijn heil en mijn eer, mijn sterke rots, mijn schuilplaats is in God. |
Want dit zeggen de heilige boeken over mensen die in mij geloven: «Ze zullen altijd vol levend water zijn.» | Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien. |
Want dit hebt u gezegd: ‘Ik zal je de weg wijzen die je moet gaan. Ik zal je raad geven, ik zal voor je zorgen.’ | Ik leer en onderwijs u aangaande de weg die gij gaan moet; Ik raad u; mijn oog is op u. |
Denk goed na voordat je iets aan God belooft, want als je je niet aan die belofte houdt, krijg je ellende. | Het is een valstrik voor een mens ondoordacht „heilig” te roepen, en pas na gedane geloften te overwegen. |
Heer, ik vertrouw op uw liefde. Ik zal juichen omdat u mij redt. Ik zal voor u zingen, want u bent goed voor mij. | Ik echter vertrouw op uw goedertierenheid, over uw verlossing juicht mijn hart. Ik wil de Here zingen, omdat Hij mij heeft welgedaan. |
Iedereen die zondigt, komt in opstand tegen God. Want zondigen is hetzelfde als tegen God in opstand komen. | Ieder, die de zonde doet, doet ook de wetteloosheid, en de zonde is wetteloosheid. |
Ik wil niet klagen dat ik het zo moeilijk heb. Want ik heb geleerd om in alle situaties tevreden te zijn. | Niet dat ik dit zeg, als zou ik gebrek lijden; want ik heb geleerd met de omstandigheden, waarin ik verkeer, genoegen te nemen. |
Als je je vrienden niet wilt verliezen, moet je hun fouten vergeven. Want anders raak je de vriendschap kwijt. | Wie een overtreding bedekt, jaagt liefde na; maar wie een zaak ophaalt, brengt scheiding tussen vrienden. |
Jezus zei tegen hen: ‘God vraagt maar één ding, namelijk dat jullie in mij geloven. Want God heeft mij gestuurd.’ | Jezus antwoordde en zeide tot hen: Dit is het werk Gods, dat gij gelooft in Hem, die Hij gezonden heeft. |
Want door die moeilijkheden wordt jullie geloof getest, en leren jullie om vol te houden. Dat weten jullie toch? | Want gij weet, dat de beproefdheid van uw geloof volharding uitwerkt. |
Mannen, voor jullie geldt dit: Ga verstandig om met je vrouw, want ze is minder sterk dan jij. Behandel haar met respect, want ook zij krijgt het eeuwige leven. Alleen als je respect hebt voor je vrouw, zal God naar je gebeden luisteren. | Desgelijks gij, mannen, leeft verstandig met uw vrouwen, als met brozer vaatwerk, en bewijst haar eer, daar zij ook medeërfgenamen zijn van de genade des levens, opdat uw gebeden niet belemmerd worden. |
Want ik, de Heer, ben jullie God. Daarom moeten jullie je alleen aan mijn wetten en regels houden. En jullie moeten de sabbat vieren als een heilige dag. Want zo laten jullie zien dat jullie mijn volk zijn, en dat ik jullie God ben. | Ik ben de Here, uw God, wandelt naar mijn inzettingen en onderhoudt naarstig mijn verordeningen. Heiligt mijn sabbatten, dan zullen deze een teken zijn tussen Mij en u, opdat gij weet, dat Ik, de Here, uw God ben. |
Toen zei Jezus: ‘Laat die kinderen bij me komen. Houd ze niet tegen, want Gods nieuwe wereld is er juist voor hen.’ | Maar Jezus zeide: Laat de kinderen geworden en verhindert ze niet tot Mij te komen, want voor zodanigen is het Koninkrijk der hemelen. |
Wees niet bang, ook al zijn jullie maar met weinig gelovigen. Want de nieuwe wereld is voor jullie. Zo wil God dat. | Wees niet bevreesd, gij klein kuddeke! Want het heeft uw Vader behaagd u het Koninkrijk te geven. |
Want de dood van een mens maakt mij niet blij. Ga dus op een goede manier leven, zodat jullie in leven blijven! | Want Ik heb geen welgevallen aan de dood van wie sterven moet, luidt het woord van de Here Here; daarom bekeert u, opdat gij leeft. |
Als jullie mij kennen, zullen jullie ook mijn Vader kennen. Ja, jullie kennen hem al, want jullie hebben hem gezien. | Indien gij Mij kendet, zoudt gij ook mijn Vader gekend hebben. Van nu aan kent gij Hem en hebt gij Hem gezien. |
Het allerbelangrijkste is nu dat jullie veel van elkaar houden. Want door liefde kun je elkaar veel fouten vergeven. | Hebt bovenal bestendige liefde jegens elkander, want de liefde bedekt tal van zonden. |
Geef, en je zult krijgen, meer dan je vast kunt houden! Want zo veel als jij aan anderen geeft, zo veel geeft God aan jou. | Geeft en u zal gegeven worden: een goede, gedrukte, geschudde, overlopende maat zal men in uw schoot geven. Want met de maat, waarmede gij meet, zal u wedergemeten worden. |
Je moet niet proberen om rijk te worden op aarde. Want aardse rijkdom zal verdwijnen. Die rot weg of wordt gestolen door dieven. Nee, zorg dat je rijk wordt in de hemel. Want hemelse rijkdom verdwijnt nooit. Die kan niet wegrotten of gestolen worden. | Verzamelt u geen schatten op aarde, waar mot en roest ze ontoonbaar maakt en waar dieven inbreken en stelen; maar verzamelt u schatten in de hemel, waar noch mot noch roest ze ontoonbaar maakt en waar geen dieven inbreken of stelen. |
Maar de engel zei: ‘Jullie hoeven niet bang te zijn, want ik breng jullie goed nieuws. Het hele volk zal daar blij mee zijn.’ | En de engel zeide tot hen: Weest niet bevreesd, want zie, ik verkondig u grote blijdschap, die heel het volk zal ten deel vallen. |
Als we bidden, mogen we vol vertrouwen zijn. Want God luistert naar ons als wij hem iets vragen dat past bij zijn wil. | En dit is de vrijmoedigheid, die wij tegenover Hem hebben, dat Hij, indien wij iets bidden naar zijn wil, ons verhoort. |
Maar ik blijf vertrouwen op de Heer. Ik blijf wachten op de God die mij zal redden. Hij zal mij helpen, want hij is mijn God. | Maar ik zal uitzien naar de Here, ik zal wachten op de God mijns heils; mijn God zal mij horen. |
Verander niets aan de regels die ik jullie geef. Houd je er precies aan, want het zijn regels van de Heer, jullie God. | Gij zult aan wat ik u gebied, niet toedoen en daarvan niet afdoen, opdat gij de geboden van de Here, uw God, onderhoudt, die ik u opleg. |
Want als we geloven met heel ons hart, ziet God ons als goede mensen. En als we Jezus eren als onze Heer, worden we gered. | Want met het hart gelooft men tot gerechtigheid en met de mond belijdt men tot behoudenis. |
U kunt mensen rijk en beroemd maken. U heerst over alles, want u hebt alle macht. U beslist wie sterk en machtig worden. | Want rijkdom en eer komen van U, en Gij heerst over alles; in uw hand is sterkte en kracht, en Gij hebt het in uw macht een ieder groot en sterk te maken. |