Bij een roddelaar is een geheim niet veilig, wie betrouwbaar is, hult zich in zwijgen. | Wie met laster omgaat, verraadt geheimen; maar wie betrouwbaar van geest is, houdt een zaak verborgen. |
Wie fouten toedekt, streeft vriendschap na, wie ze telkens oprakelt, verliest zijn vrienden. | Wie een overtreding bedekt, jaagt liefde na; maar wie een zaak ophaalt, brengt scheiding tussen vrienden. |
U, God van mijn voorouders, loof ik en roem ik, want U hebt mij wijsheid en kracht geschonken en mij onthuld wat wij U hebben afgesmeekt, U hebt ons laten weten wat de koning verontrust. | U, o God mijner vaderen, loof en roem ik, omdat Gij mij wijsheid en kracht verleend hebt, en mij thans hebt bekendgemaakt wat wij van U gesmeekt hebben, daar Gij ons immers de zaak des konings hebt bekendgemaakt. |
Aan u is de genade geschonken niet alleen in Christus te geloven, maar ook omwille van Hem te lijden. | Want aan u is de genade verleend, voor Christus, niet alleen in Hem te geloven, maar ook voor Hem te lijden. |
Wat Ik hun geboden heb, is dit: “Wees Mij gehoorzaam, dan zal Ik jullie God zijn en zullen jullie mijn volk zijn. Volg steeds de weg die Ik jullie wijs, en het zal jullie goed gaan.” | Maar dit gebod heb Ik hun gegeven: Hoort naar mijn stem, dan zal Ik u tot een God en zult gij Mij tot een volk zijn, en wandelt op de ganse weg die Ik u gebied, opdat het u welga. |
Al verkocht ik mijn bezittingen omdat ik voedsel aan de armen wilde geven, al gaf ik mijn lichaam prijs om te worden verbrand – had ik de liefde niet, het zou mij niet baten. | Al ware het, dat ik al wat ik heb tot spijs uitdeelde, en al ware het, dat ik mijn lichaam gaf om te worden verbrand, maar had de liefde niet, het baatte mij niets. |
Het is daarom, zo heb ik ingezien, goed en weldadig voor een mens wanneer hij zich aan eten en drinken tegoed doet, en geniet van alles wat hij heeft verworven. Daar zwoegt hij voor onder de zon gedurende het luttel aantal levensdagen dat hij van God gekregen heeft; dat is wat hem is toebedeeld. | Zie, wat ik als goed heb opgemerkt, is dit: dat het voortreffelijk is te eten en te drinken en het goede te genieten bij al het zwoegen, waarmee iemand zich aftobt onder de zon gedurende de weinige dagen van zijn leven, die God hem schenkt, want dit is zijn deel. |
Bedenk dit: wie karig zaait, zal karig oogsten; wie overvloedig zaait, zal overvloedig oogsten. | (Bedenkt) dit: wie karig zaait, zal ook karig oogsten, en wie mildelijk zaait, zal ook mildelijk oogsten. |
Ook zei God: ‘Hierbij geef Ik jullie alle zaaddragende planten en alle vruchtbomen op de aarde; dat zal jullie voedsel zijn.’ | En God zeide: Zie, Ik geef u al het zaaddragend gewas op de gehele aarde en al het geboomte, waaraan zaaddragende vruchten zijn; het zal u tot spijze dienen. |
God, die zaad geeft om te zaaien en brood om te eten, zal ook u zaad geven en het laten ontkiemen, zodat uw vrijgevigheid een rijke oogst opbrengt. | Hij nu, die zaad verschaft aan de zaaier en brood tot spijze, zal u uw zaaisel verschaffen en vermeerderen, en het gewas uwer gerechtigheid doen opschieten. |
Wie zaait op de akker van zijn aardse natuur, zal verderf oogsten, maar wie zaait op de akker van de Geest, oogst eeuwig leven. | Want wie op (de akker van) zijn vlees zaait, zal uit zijn vlees verderf oogsten, maar wie op (de akker van) de Geest zaait, zal uit de Geest eeuwig leven oogsten. |
De woorden van een dwaas zaaien tweedracht, wat hij zegt, leidt tot een vechtpartij. | De lippen van de dwaas brengen twist voort, en zijn mond roept om slagen. |
Vergis u niet, God laat niet met zich spotten: wat een mens zaait, zal hij ook oogsten. | Dwaalt niet, God laat niet met Zich spotten. Want wat een mens zaait, zal hij ook oogsten. |
Een vals karakter zaait voortdurend tweedracht, een lasteraar drijft vrienden uit elkaar. | Een valsaard veroorzaakt twist, een lasteraar brengt scheiding tussen vrienden. |
Kijk naar de raven: ze zaaien niet en oogsten niet, ze hebben geen voorraadkamer en geen schuur, het is God die ze voedt. Hoeveel meer zijn jullie niet waard dan de vogels! | Let op de raven, zij zaaien niet en zij maaien niet, zij hebben geen voorraadkamer of schuur, en toch voedt God ze. Hoe ver gaat gij de vogelen te boven! |
Kijk naar de vogels in de lucht: ze zaaien niet en oogsten niet en vullen geen voorraadschuren; het is jullie hemelse Vader die ze voedt. Zijn jullie niet meer waard dan zij? | Ziet naar de vogelen des hemels: zij zaaien niet en maaien niet en brengen niet bijeen in schuren, en toch voedt uw hemelse Vader die; gaat gij ze niet verre te boven? |
Ik spoor u aan, broeders en zusters, op te passen voor degenen die tweedracht zaaien en anderen in de weg staan, en die daarmee ingaan tegen alles wat u hebt geleerd. Ga hun uit de weg. | Maar ik vermaan u, broeders, dat gij hen in het oog houdt, die, in afwijking van het onderwijs, dat gij hebt ontvangen, de onenigheden en de verleidingen veroorzaken, en mijdt hen. |
‘Aan het einde van de tijd zullen er spotters komen, die zich laten leiden door hun goddeloze begeerten.’ Het zijn mensen die verdeeldheid zaaien en alleen op het aardse gericht zijn; ze hebben de Geest niet. | Dat zij tot u hebben gezegd: Aan het einde des tijds zullen er spotters komen, die naar hun eigen goddeloze begeerten zullen wandelen. Zij zijn het, die scheuringen maken, natuurlijke mensen, die de Geest niet hebben. |
Als mensen die opnieuw zijn geboren, niet uit vergankelijk maar uit onvergankelijk zaad, door Gods levende woord, dat voor altijd standhoudt. | Als wedergeborenen niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en blijvende woord van God. |
Het zaad dat tussen de distels is gezaaid, dat zijn zij die het woord horen, maar bij wie de zorg om het dagelijks bestaan en de verleiding van de rijkdom het woord verstikken, zodat het zonder vrucht blijft. | De in de dorens gezaaide is hij, die het woord hoort, en de zorg van de wereld en het bedrog van de rijkdom verstikt het woord en hij wordt onvruchtbaar. |