Vertrouw op de HEER met heel je hart, steun niet op eigen inzicht. Denk aan Hem bij alles wat je doet, dan baant Hij voor jou de weg. | Vertrouw op de Here met uw ganse hart en steun op uw eigen inzicht niet. Ken Hem in al uw wegen, dan zal Hij uw paden recht maken. |
Gezegend wie op de HEER vertrouwt, wiens toeverlaat de HEER is. Hij is als een boom geplant aan water, zijn wortels reiken tot in de rivier. Hij merkt de komst van de hitte niet op, zijn bladeren blijven altijd groen. Tijden van droogte deren hem niet, steeds weer draagt hij vrucht. | Gezegend is de man die op de Here vertrouwt, wiens betrouwen de Here is; hij toch zal zijn als een boom, aan het water geplant, die zijn wortels tot aan een beek uitslaat, en het niet merkt, als er hitte komt, maar welks loof groen blijft, die in een jaar van droogte geen zorg heeft en niet nalaat vrucht te dragen. |
In mijn bangste uur vertrouw ik op U. | Ten dage dat ik vrees, vertrouw ik op U. |
Vertrouw bij je werk op de HEER, en je plannen zullen slagen. | Beveel de Here uw werken, dan zullen uw voornemens gelukken. |
Moet je door het water gaan – Ik ben bij je; of door rivieren – je wordt niet meegesleurd. Moet je door het vuur gaan – het zal je niet verteren, de vlammen zullen je niet verschroeien. | Wanneer gij door het water trekt, ben Ik met u; gaat gij door rivieren, zij zullen u niet wegspoelen; als gij door het vuur gaat, zult gij niet verteren en zal de vlam u niet verbranden. |
Laat mij in de morgen uw liefde horen, in U stel ik mijn vertrouwen, wijs mij de weg die ik gaan moet, mijn ziel verlangt naar U. | Doe mij in de morgen uw goedertierenheid horen, want ik vertrouw op U; maak mij de weg bekend, die ik gaan moet, want tot U hef ik mijn ziel op. |
Wij kunnen ons vol vertrouwen tot God wenden, in de zekerheid dat Hij naar ons luistert als we Hem iets vragen dat in overeenstemming is met zijn wil. | En dit is de vrijmoedigheid, die wij tegenover Hem hebben, dat Hij, indien wij iets bidden naar zijn wil, ons verhoort. |
Wie in de beschutting van de Allerhoogste woont en overnacht in de schaduw van de Ontzagwekkende, zegt tegen de HEER: ‘Mijn toevlucht, mijn vesting, mijn God, op U vertrouw ik.’ | Wie in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, vernacht in de schaduw des Almachtigen. Ik zeg tot de Here: Mijn toevlucht en mijn vesting, mijn God, op wie ik vertrouw. |
We leven nu immers vanuit vertrouwen, zonder al echt te zien. | Want wij wandelen in geloof, niet in aanschouwen. |
Bij God is mijn redding en mijn eer, mijn machtige rots, mijn schuilplaats is God. | Op God rust mijn heil en mijn eer, mijn sterke rots, mijn schuilplaats is in God. |
Vraag vol vertrouwen, zonder enige twijfel. Twijfelaars zijn als de golven in zee, die door de wind nu eens de ene en dan weer de andere kant op worden geblazen. | Maar hij moet bidden in geloof, in geen enkel opzicht twijfelende, want wie twijfelt, gelijkt op een golf der zee, die door de wind aangedreven en opgejaagd wordt. |
Hij zal je voet niet laten wankelen, Hij zal niet sluimeren, je wachter. | Hij zal niet toelaten, dat uw voet wankelt, uw Bewaarder zal niet sluimeren. |
Allen die Hem aanroepen is de HEER nabij, die Hem roepen in vast vertrouwen. | De Here is nabij allen die Hem aanroepen, allen die Hem aanroepen in waarheid. |
Kijk naar de vogels in de lucht: ze zaaien niet en oogsten niet en vullen geen voorraadschuren; het is jullie hemelse Vader die ze voedt. Zijn jullie niet meer waard dan zij? | Ziet naar de vogelen des hemels: zij zaaien niet en maaien niet en brengen niet bijeen in schuren, en toch voedt uw hemelse Vader die; gaat gij ze niet verre te boven? |
Zodat we vol vertrouwen kunnen zeggen: ‘De Heer is mijn helper, ik heb niets te vrezen. Wat zouden mensen mij kunnen doen?’ | Daarom kunnen wij met vertrouwen zeggen: De Here is mij een helper, ik zal niet vrezen; wat zou een mens mij doen? |
Angst voor mensen is een valstrik, wie op de HEER vertrouwt, weet zich veilig. | Vrees voor mensen spant een strik, maar wie op de Here vertrouwt, is onaantastbaar. |
Leg je leven in de handen van de HEER, vertrouw op Hem, Hij zal dit voor je doen: het recht zal dagen als het morgenlicht, de gerechtigheid stralen als de middagzon. | Wentel uw weg op de Here en vertrouw op Hem, en Hij zal het maken; Hij zal uw gerechtigheid doen opgaan als het licht, en uw recht als de middag. |
Wie goed luistert, zal het goed vergaan, wie op de HEER vertrouwt is gelukkig. | Wie op het woord acht geeft, zal het goede vinden; ja, welzalig hij, die op de Here vertrouwt. |
Mijn God zal uit de overvloed van zijn majesteit elk tekort van u aanvullen, door uw eenheid met Christus Jezus. | Mijn God zal in al uw behoeften naar zijn rijkdom heerlijk voorzien, in Christus Jezus. |
Wie buiten U heb ik in de hemel? Naast U wens ik geen ander op aarde. | Wie heb ik (nevens U) in de hemel? Nevens U begeer ik niets op aarde. |
Laat uw leven niet beheersen door geldzucht, neem genoegen met wat u hebt. Hij heeft immers zelf gezegd: ‘Nooit zal Ik u afvallen, nooit zal Ik u verlaten.’ | Laat uw wijze van doen onbaatzuchtig zijn, weest tevreden met wat gij hebt. Want Hij heeft gezegd: Ik zal u geenszins begeven, Ik zal u geenszins verlaten. |
Wacht op de HEER, wees dapper en vastberaden, ja, wacht op de HEER. | Wacht op de Here, wees sterk, uw hart zij onversaagd; ja wacht op de Here. |
De HEER is goed, een vesting in tijden van nood, Hij kent wie bij Hem schuilen. | De Here is goed, een sterkte ten dage der benauwdheid; Hij kent hen die bij Hem schuilen. |
Vertrouw op de HEER en doe het goede, bewoon het land en leef er veilig. | Vertrouw op de Here en doe het goede, woon in het land en betracht getrouwheid. |
Wij hebben Gods liefde, die in ons is, leren kennen en vertrouwen daarop. God is liefde. Wie in de liefde blijft, blijft in God, en God blijft in hem. | En wij hebben de liefde onderkend en geloofd, die God jegens ons heeft. God is liefde, en wie in de liefde blijft, blijft in God en God blijft in hem. |