U was het schild dat mij redde,
uw rechterhand ondersteunde mij,
uw woord maakte mij sterk,
U baande de weg voor mijn voeten,
ik wankelde niet.
uw rechterhand ondersteunde mij,
uw woord maakte mij sterk,
U baande de weg voor mijn voeten,
ik wankelde niet.
Heer, u hebt mij beschermd en gered.
U steunde mij met uw sterke handen.
U was bij me, en dat gaf me kracht.
U maakte voor mij de weg vrij,
zo kon ik verdergaan.
U steunde mij met uw sterke handen.
U was bij me, en dat gaf me kracht.
U maakte voor mij de weg vrij,
zo kon ik verdergaan.
Ook hebt U mij het schild van Uw heil gegeven,
Uw rechterhand heeft mij ondersteund,
Uw zachtmoedigheid heeft mij groot gemaakt.
U hebt mijn voetstappen onder mij ruimte gegeven,
mijn enkels hebben niet gewankeld.
Uw rechterhand heeft mij ondersteund,
Uw zachtmoedigheid heeft mij groot gemaakt.
U hebt mijn voetstappen onder mij ruimte gegeven,
mijn enkels hebben niet gewankeld.
Ook gaaft Gij mij het schild uws heils,
en uw rechterhand ondersteunde mij,
uw nederbuigende goedheid maakte mij groot.
Gij hebt mij ruimte gegeven voor mijn schreden,
en mijn enkels wankelden niet.
en uw rechterhand ondersteunde mij,
uw nederbuigende goedheid maakte mij groot.
Gij hebt mij ruimte gegeven voor mijn schreden,
en mijn enkels wankelden niet.
U beschermde me als een schild en U hielp mij.
Dankzij uw goedheid ben ik machtig geworden.
U heeft de weg voor mij gebaand.
Ik kon gaan zonder te struikelen.
Dankzij uw goedheid ben ik machtig geworden.
U heeft de weg voor mij gebaand.
Ik kon gaan zonder te struikelen.