Wie denk je dat je bent, dat je een broeder beoordeelt? Je beoordeelt toch ook niet de knecht van iemand anders? Hij dient jóu toch niet? Of hij zijn werk goed of slecht doet, gaat toch alleen zijn heer aan? Maar je broeder zal het goed doen, want God zal hem helpen.
Wie bent u dat u een oordeel velt over de dienaar van een ander? Of het wel of niet goed is wat hij doet, bepaalt alleen zijn eigen heer – en hij zal het goed blijven doen, want de Heer heeft de macht hem te laten volharden.
Wie beoordeelt of een slaaf zijn werk goed doet? Alleen zijn eigen meester. Net zo worden wij alleen door onze Heer beoordeeld. En hij zorgt ervoor dat ieder van ons vasthoudt aan zijn geloof.
Wie bent u, dat u de huisslaaf van een ander oordeelt? Of hij staat of valt, gaat alleen zijn eigen heer aan. Hij zal echter staande gehouden worden, want God is bij machte hem staande te houden.
Wie zijt gij, dat gij eens anders knecht oordeelt? Of hij staat of valt, gaat zijn eigen heer aan. Maar hij zal staande blijven, want de Here is bij machte hem vast te doen staan.
Als je bescherming zoekt bij de Allerhoogste God, ben je helemaal veilig. Ik zeg tegen de Heer: "Bij U ben ik zo veilig als in een schuilplaats, zo veilig als in een burcht. U bent mijn God. Ik vertrouw op U."