Mag ik niet verwachten
de goedheid van de HEER te zien
in het land van de levenden?
de goedheid van de HEER te zien
in het land van de levenden?
De Heer is goed voor mij,
zolang ik leef.
Dat weet ik zeker.
zolang ik leef.
Dat weet ik zeker.
Als ik toch niet had geloofd dat ik de goedheid van de HEERE
zou zien in het land van de levenden,
ik was vergaan.
zou zien in het land van de levenden,
ik was vergaan.
O, als ik niet had geloofd des Heren goedheid te zullen zien
in het land der levenden!
in het land der levenden!
Wat had ik moeten doen als ik niet zeker had geweten
dat de Heer goed is en mij zal redden?
dat de Heer goed is en mij zal redden?