De HEER is mijn kracht en mijn schild,
op Hem vertrouwde mijn hart,
ik werd geholpen en mijn hart jubelde,
Hem wil ik loven in mijn lied.
op Hem vertrouwde mijn hart,
ik werd geholpen en mijn hart jubelde,
Hem wil ik loven in mijn lied.
De Heer geeft mij kracht en beschermt mij.
Op hem vertrouw ik.
Hij heeft mij geholpen,
en daarom juich ik.
Ik wil hem danken met een lied.
Op hem vertrouw ik.
Hij heeft mij geholpen,
en daarom juich ik.
Ik wil hem danken met een lied.
De HEERE is mijn kracht en mijn schild;
op Hem heeft mijn hart vertrouwd
en ik ben geholpen.
Daarom springt mijn hart op van vreugde
en zal ik Hem met mijn lied loven.
op Hem heeft mijn hart vertrouwd
en ik ben geholpen.
Daarom springt mijn hart op van vreugde
en zal ik Hem met mijn lied loven.
De Here is mijn kracht en mijn schild;
op Hem vertrouwde mijn hart en ik werd geholpen.
Daarom juicht mijn hart
en loof ik Hem met mijn lied.
op Hem vertrouwde mijn hart en ik werd geholpen.
Daarom juicht mijn hart
en loof ik Hem met mijn lied.
De Heer geeft mij kracht.
Hij beschermt mij als een schild.
Ik vertrouwde op Hem en Hij heeft mij geholpen.
Daarom juich ik van blijdschap en prijs ik Hem met mijn lied.
Hij beschermt mij als een schild.
Ik vertrouwde op Hem en Hij heeft mij geholpen.
Daarom juich ik van blijdschap en prijs ik Hem met mijn lied.