Zelfs als de vijgenbomen niet zullen bloeien, en er geen één druif in de wijngaarden te vinden zal zijn, en we geen enkele olijf van de olijfbomen zullen kunnen oogsten, en er niets meer op de akkers zal groeien, en alle schapen uit de stallen zullen worden geroofd, en alle koeien verdwenen zullen zijn, zelfs dan zal ik tóch nog juichen over de Heer, blij jubelen over de God die voor mij zorgt.
De Heer zorgt voor mij zoals een herder voor zijn schapen zorgt. Ik kom niets tekort. Hij laat mij rusten in groene velden. Hij laat mij drinken uit rustige stroompjes.