Want Hij weet, hoe mijn wandel is; toetste Hij mij, ik kwam als goud te voorschijn. Mijn voet bleef vast in zijn spoor, ik hield zijn weg zonder af te buigen. | Maar Hij weet hoe ik leef. Als Hij me zou toetsen, zou Hij zien dat ik zo zuiver ben als zuiver goud. Ik heb altijd geleefd zoals Hij het wil. Ik ben Hem nooit ongehoorzaam geweest. |
Het gebod zijner lippen deed ik niet wijken, in mijn binnenste verborg ik de woorden van zijn mond. | Ik heb altijd gedaan wat Hij van me vroeg. Ik heb altijd zijn woorden in mijn hart bewaard. |