En wie zal u kwaad doen, als gij u beijvert voor het goede? | Als je je best doet om goed te leven, zal God je beschermen. En dan kan niemand je kwaad doen. |
Als de Here het huis niet bouwt, tevergeefs zwoegen de bouwlieden daaraan; als de Here de stad niet bewaart, tevergeefs waakt de wachter. | Als de Heer niet helpt bij het bouwen van een huis, dan heeft het geen zin, ook al doen de bouwers hun best. Als de Heer niet helpt bij het verdedigen van een stad, dan heeft het geen zin, ook al letten de bewakers goed op. |
Want als wij leven, het is voor de Here, en als wij sterven, het is voor de Here. Hetzij wij dan leven, hetzij wij sterven, wij zijn des Heren. | Als wij leven, leven wij voor de Heer. En als wij sterven, sterven wij voor de Heer. Wij horen bij onze Heer Jezus Christus, in heel ons leven en ook als we sterven. |
Ziet dus nauwlettend toe, hoe gij wandelt, niet als onwijzen, doch als wijzen, u de gelegenheid ten nutte makende, want de dagen zijn kwaad. | Zorg er dus voor dat je goed leeft. Leef niet zoals dwaze mensen doen, maar gedraag je verstandig. Gebruik de dagen die God je nog geeft, goed. Want we leven in een slechte tijd. |
Wentel uw weg op de Here en vertrouw op Hem, en Hij zal het maken; Hij zal uw gerechtigheid doen opgaan als het licht, en uw recht als de middag. | Laat je leiden door de Heer. Vertrouw op hem, hij zal je helpen. Hij zal je alles geven waar je recht op hebt. Je zult stralen als het licht in de ochtend, als de zon in de middag. |
Ziet, hoe goed en hoe liefelijk is het, als broeders ook tezamen wonen. | Wat is het leven goed en mooi als mensen in liefde met elkaar leven! |
En doet bij dit alles de liefde aan, als de band der volmaaktheid. | Maar het allerbelangrijkste is: houd van elkaar. Want liefde maakt van jullie een volmaakte eenheid. |
Het tweede, daaraan gelijk, is: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. | Maar de tweede regel is net zo belangrijk: «Van de mensen om je heen moet je evenveel houden als van jezelf.» |
Neen, zeg Ik u, maar als gij u niet bekeert, zult gij allen evenzo omkomen. | Nee, dat is echt niet zo. Jullie moeten je leven veranderen. Anders zullen jullie allemaal op die manier sterven. |
In de weg uwer getuigenissen verblijd ik mij als over allerlei rijkdom. | Ik wil graag leven zoals u dat wilt. Dat heb ik liever dan grote rijkdom. |
En stelt uw leden niet langer als wapenen der ongerechtigheid ten dienste van de zonde, maar stelt u ten dienste van God, als mensen, die dood zijn geweest, maar thans leven, en stelt uw leden als wapenen der gerechtigheid ten dienste van God. | Wij zijn vanuit de dood naar het leven gegaan. Doe daarom geen verkeerde dingen meer. Want daarmee leef je in dienst van de zonde. Maar doe het goede, want alleen dan leef je in dienst van God. |
Als overmoed komt, komt schande mee, maar wijsheid is bij de ootmoedigen. | Wijze mensen scheppen niet op over zichzelf, want opscheppers worden belachelijk gemaakt. |
Jezus zeide tot hem: Als Gij kunt! Alle dingen zijn mogelijk voor wie gelooft. | Jezus zei: ‘Je vraagt of ik iets kan doen? Als je gelooft, kan alles!’ |
Waarmede zal de jongeling zijn pad rein bewaren? Als hij dat houdt naar uw woord. | Hoe kan iemand vanaf zijn jeugd goed leven? Door te doen wat u gezegd hebt, Heer. |
Als ik dacht: Mijn voet wankelt – dan ondersteunde mij uw goedertierenheid, o Here. | Steeds als ik geen moed meer had, hebt u mij vol liefde geholpen. |
Ik strek mijn handen tot U uit, mijn ziel smacht naar U als een dorstig land. sela | Ik wil bij u zijn, ik verlang naar u, zoals droog land verlangt naar regen. |
Maar wie zich verdiept in de volmaakte wet, die der vrijheid, en daarbij blijft, niet als een vergeetachtige hoorder, doch als een werkelijk dader, die zal zalig zijn in zijn doen. | Je moet je altijd laten leiden door Gods wet. Want die wet is volmaakt, en geeft je vrijheid. Je moet niet alleen maar naar Gods wet luisteren, en Gods woorden meteen weer vergeten. Nee, je moet ook doen wat God van je vraagt. Dan zul je gelukkig zijn! |
O, als ik niet had geloofd des Heren goedheid te zullen zien in het land der levenden! | De Heer is goed voor mij, zolang ik leef. Dat weet ik zeker. |
Ik weet wat armoede is en ik weet wat overvloed is. In elk opzicht en in alle dingen ben ik ingewijd, zowel in verzadigd worden als in honger lijden, zowel in overvloed als in gebrek. | Ik weet hoe het is om arm te zijn, en ik weet hoe het is om rijk te zijn. Ik heb alle situaties meegemaakt: Soms had ik veel te eten, en soms had ik honger. Soms was ik rijk, en soms had ik helemaal niets. |
Wat zullen wij dan van deze dingen zeggen? Als God vóór ons is, wie zal tegen ons zijn? | Wat moet ik hier verder nog over zeggen? God houdt van ons. Voor wie zouden wij dan nog bang moeten zijn? |
Het bezit van de rijke is zijn sterke stad, en als een hoge muur – in zijn verbeelding. | Rijke mensen denken dat ze veilig zijn, ze denken dat hun bezit hen beschermt. |
Want Gij zegent de rechtvaardige, o Here, Gij omgeeft hem met welbehagen als met een schild. | Heer, u maakt goede mensen gelukkig. U bent goed, u zult hen beschermen. |
Wat gij ook doet, verricht uw werk van harte, als voor de Here en niet voor mensen; gij weet toch, dat gij van de Here tot vergelding de erfenis zult ontvangen. Gij dient Christus als heer. | Doe alles wat je doet, zo goed mogelijk. Doe alsof je voor Christus werkt, en niet voor mensen. Want Christus is je echte meester. Als jullie je zo gedragen, dan zullen jullie als beloning door hem gered worden. Dat is zeker! |
Want de gehele wet is in één woord vervuld, in dit: gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. | Dan doe je ook precies waar het in de wet om gaat. Want eigenlijk gaat de hele wet over deze regel: «Houd evenveel van de mensen om je heen als van jezelf.» |
Zo zeker als Christus, toen wij nog zwak waren, te zijner tijd voor goddelozen is gestorven. | Vroeger waren we vijanden van God. Wijzelf konden dat niet veranderen, maar Christus wel: hij is voor ons gestorven. |