Bijbelteksten over 'Daar'
Want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn. | Want, waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn. |
Waar kan ik Uw Geest ontgaan, waar Uw aangezicht ontvluchten? Al steeg ik op naar de hemel, U bent daar; of legde ik mij neer in de hel, zie, U bent daar. | Waarheen zou ik gaan voor uw Geest, waarheen vlieden voor uw aangezicht? Steeg ik ten hemel – Gij zijt daar, of maakte ik het dodenrijk tot mijn sponde – Gij zijt er. |
Want waar twee of drie in Mijn Naam bijeengekomen zijn, daar ben Ik in hun midden. | Want waar twee of drie vergaderd zijn in mijn naam, daar ben Ik in hun midden. |
De Heere nu is de Geest; en waar de Geest van de Heere is, daar is vrijheid. | De Here nu is de Geest; en waar de Geest des Heren is, is vrijheid. |
U gelooft dat God één is; daar doet u goed aan. Maar ook de demonen geloven dit, en zij sidderen. | Gij gelooft, dat God één is? Daaraan doet gij wèl, (maar) dat geloven de boze geesten ook en zij sidderen. |
Want waar afgunst en eigenbelang is, daar heersen wanorde en allerlei kwade praktijken. | Want waar naijver en zelfzucht heerst, daar is wanorde en allerlei kwade praktijk. |
Genees de zieken die daar zijn, en zeg tegen hen: Het Koninkrijk van God is dicht bij u gekomen. | En geneest de zieken, die er zijn, en zegt tot hen: Het Koninkrijk Gods is nabij u gekomen. |
Dan zult u daar de HEERE, uw God, zoeken en u zult Hem vinden, als u Hem met heel uw hart en met heel uw ziel zoekt. | En dan zult gij daar de Here, uw God, zoeken en Hem vinden, wanneer gij naar Hem vraagt met uw ganse hart en met uw ganse ziel. |
Hij was daar namelijk veertig dagen en veertig nachten bij de HEERE. Hij at geen brood en dronk geen water. En God schreef op de tafelen de woorden van het verbond, de Tien Woorden. | En hij was daar bij de Here veertig dagen en veertig nachten, brood at hij niet en water dronk hij niet, en Hij schreef op de tafelen de woorden van het verbond, de Tien Woorden. |
De HEERE zei tegen Mozes: Klim naar boven, naar Mij toe, de berg op, en blijf daar. Dan zal Ik u de stenen tafelen geven, de wet en de geboden, die Ik opgeschreven heb om hun te onderwijzen. | De Here zeide tot Mozes: Klim op tot Mij, de berg op, en blijf daar, dan zal Ik u de stenen tafelen geven, de wet en het gebod, die Ik opgeschreven heb, om hen te onderwijzen. |
Als iemand Mij dient, laat hij Mij volgen, en waar Ik ben, daar zal ook Mijn dienaar zijn. En als iemand Mij dient, zal de Vader hem eren. | Indien iemand Mij wil dienen, hij volge Mij, en waar Ik ben, daar zal ook mijn dienaar zijn. Indien iemand Mij dienen wil, de Vader zal hem eren. |
Daar zal zijn een effen baan, een weg; de heilige weg zal hij genoemd worden. Een onreine zal er niet over gaan, want hij zal alleen voor hen zijn. Wie deze weg ook gaat, zelfs dwazen zullen niet dwalen. | Daar zal een gebaande weg zijn, die de heilige weg genaamd wordt; geen onreine zal die betreden; maar hij zal alleen voor hen zijn; reizigers noch dwazen zullen erop dolen. |
En op de laatste, de grote dag van het feest, stond Jezus daar en riep: Als iemand dorst heeft, laat hij tot Mij komen en drinken. | En op de laatste, de grote dag van het feest, stond Jezus en riep, zeggende: Indien iemand dorst heeft, hij kome tot Mij en drinke! |
En het geschiedde, toen zij daar waren, dat de dagen vervuld werden dat zij baren zou, en zij baarde haar eerstgeboren Zoon, wikkelde Hem in doeken en legde Hem in de kribbe, omdat er voor hen geen plaats was in de herberg. | En het geschiedde, toen zij daar waren, dat de dagen vervuld werden, dat zij baren zou, en zij baarde haar eerstgeboren zoon en wikkelde Hem in doeken en legde Hem in een kribbe, omdat voor hen geen plaats was in de herberg. |
Jezus zei tegen hen: Vanwege uw ongeloof, want voorwaar, Ik zeg u: Als u een geloof had als een mosterdzaad, u zou tegen deze berg zeggen: Verplaats u van hier naar daar! En hij zou gaan, en niets zou voor u onmogelijk zijn. | Hij zeide tot hen: Vanwege uw klein geloof. Want voorwaar, Ik zeg u, indien gij een geloof hebt als een mosterdzaad, zult gij tot deze berg zeggen: Verplaats u vanhier daarheen en hij zal zich verplaatsen en niets zal u onmogelijk zijn. |
De zegen van de HEERE, die maakt rijk, Hij voegt er geen zwoegen aan toe. | De zegen des Heren, die maakt rijk, zwoegen voegt er niets aan toe. |
De aarde is van de HEERE en al wat zij bevat, de wereld en wie er wonen. | Des Heren is de aarde en haar volheid, de wereld en die daarop wonen. |
Ons burgerschap is echter in de hemelen, waaruit wij ook de Zaligmaker verwachten, namelijk de Heere Jezus Christus. | Want wíj zijn burgers van een rijk in de hemelen, waaruit wij ook de Here Jezus Christus als verlosser verwachten. |
Verzamel geen schatten voor u op de aarde, waar mot en roest ze verderven, en waar dieven inbreken en stelen; maar verzamel schatten voor u in de hemel, waar geen mot of roest ze verderft, en waar dieven niet inbreken of stelen. | Verzamelt u geen schatten op aarde, waar mot en roest ze ontoonbaar maakt en waar dieven inbreken en stelen; maar verzamelt u schatten in de hemel, waar noch mot noch roest ze ontoonbaar maakt en waar geen dieven inbreken of stelen. |
Houd sterk aan in het gebed, en wees daarin waakzaam met dankzegging. | Volhardt in het gebed, weest daarbij waakzaam en dankt. |
Want wij hebben niets de wereld ingedragen, het is duidelijk dat wij ook niets daaruit kunnen wegdragen. Als wij echter voedsel en kleding hebben, zullen wij daarmee tevreden zijn. | Want wij hebben niets op de wereld medegebracht; wij kunnen er ook niets uit medenemen. Als wij echter onderhoud en onderdak hebben, dan moet ons dat genoeg zijn. |
Ik sla mijn ogen op naar de bergen, vanwaar mijn hulp komen zal. Mijn hulp is van de HEERE, Die hemel en aarde gemaakt heeft. | Ik hef mijn ogen op naar de bergen: vanwaar zal mijn hulp komen? Mijn hulp is van de Here, die hemel en aarde gemaakt heeft. |
Dit is de dag die de HEERE gemaakt heeft, laten wij op deze dag ons verheugen en verblijd zijn. | Dit is de dag die de Here gemaakt heeft; laten wij juichen en ons daarover verheugen. |
En het gebeurde, omdat de vroedvrouwen God vreesden, dat Hij aan hen nakomelingen schonk. | En daar de vroedvrouwen God vreesden, gaf Hij haar ieder een gezin. |
Mijn zoon, als je hart wijs is, zal mijn hart zich verblijden, ja, het mijne! | Mijn zoon, indien uw hart wijs is, dan zal ook mijn hart zich verheugen. |
Gerelateerde onderwerpen
Jezus
Maar Jezus keek hen...
Hemel
Want de Heere Zelf...
Materialisme
Want wij hebben niets...
God
De HEERE, uw God...
Geld
Laat uw handelwijze zonder...
Hart
Bescherm je hart boven...