Bijbelteksten over 'Gij'
Alles wat een ander heeft, willen jullie ook hebben. Jullie zijn jaloers, zo jaloers dat je die ander wel zou willen doden. Dan zoeken jullie ruzie en strijd. Maar het levert niets op, jullie krijgen niets. Want als je iets wilt hebben, moet je God erom vragen, en dat doen jullie niet. | Gij begeert, doch gij hebt niet; gij zijt moorddadig en naijverig en gij kunt er niets mede verkrijgen; gij vecht en gij strijdt. Gij hebt niets, omdat gij niet bidt. |
Als jullie mij kennen, zullen jullie ook mijn Vader kennen. Ja, jullie kennen hem al, want jullie hebben hem gezien. | Indien gij Mij kendet, zoudt gij ook mijn Vader gekend hebben. Van nu aan kent gij Hem en hebt gij Hem gezien. |
Misschien zegt iemand: ‘Al die dingen gaan niet over mij.’ Maar dan zeg ik tegen hem: Luister, jij oordeelt over andere mensen en je hebt kritiek op hun gedrag. Maar de dingen waar jij kritiek op hebt, die doe je zelf ook. Zo laat je zelf zien dat je straf verdient. | Daarom zijt gij, o mens, wie gij ook zijt, niet te verontschuldigen, wanneer gij oordeelt. Want waarin gij een ander oordeelt, veroordeelt gij uzelf; want gij, die oordeelt, bedrijft dezelfde dingen. |
Als jullie van mij houden, leef dan volgens mijn regels. | Wanneer gij Mij liefhebt, zult gij mijn geboden bewaren. |
Proberen jullie jezelf te redden door je aan de Joodse wet te houden? Daarmee bereik je alleen dat je niet meer bij Christus hoort. En dan zal God je niet redden. | Gij zijt los van Christus, als gij door de wet gerechtigheid verwacht; buiten de genade staat gij. |
Je mag niemand vermoorden. Je mag niet vreemdgaan. Je mag niet stelen. Je mag niet liegen. Je moet respect hebben voor je vader en je moeder. En je moet evenveel houden van de mensen om je heen als van jezelf. | Gij zult niet doodslaan, gij zult niet echtbreken, gij zult niet stelen, gij zult geen vals getuigenis geven, eer uw vader en uw moeder, en gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. |
Alles wat je in je gebed aan God vraagt, zul je krijgen. Als je maar gelooft. | En al wat gij in het gebed gelovig vragen zult, zult gij ontvangen. |
Heer, u weet alles van mij, u kent mij. U weet waar ik ben, en u weet waar ik heen ga. U weet wat ik denk, ook al bent u ver weg. | Here, Gij doorgrondt en kent mij; Gij kent mijn zitten en mijn opstaan, Gij verstaat van verre mijn gedachten. |
Heer, u beschermt me, u bevrijdt me. Daarom zing ik en juich ik. | Gij zijt mij een verberging, Gij bewaart mij voor benauwdheid, Gij omringt mij met jubelzangen van bevrijding. sela |
Nee, dat is echt niet zo. Jullie moeten je leven veranderen. Anders zullen jullie allemaal op die manier sterven. | Neen, zeg Ik u, maar als gij u niet bekeert, zult gij allen evenzo omkomen. |
Jullie noemen mij ‘meester’ en ‘Heer’. En dat is goed, want dat ben ik. | Gij noemt Mij Meester en Here, en gij zegt dat terecht, want Ik ben het. |
Doe altijd wat de Heer van je vraagt. Dan zul je in leven blijven. En dan zal het goed met jullie gaan. Dan zullen jullie lang blijven wonen in het land dat jullie van de Heer krijgen. | Heel de weg, die de Here, uw God, u geboden heeft, zult gij gaan, opdat gij leeft en het u wèl ga en gij lang woont in het land, dat gij in bezit zult nemen. |
Vandaag zal ik jullie de regels van de Heer geven. Onthoud ze goed, vergeet ze niet! Zorg ervoor dat jullie kinderen ze goed leren. Blijf ze herhalen, thuis en onderweg, als je naar bed gaat en als je weer opstaat. | Wat ik u heden gebied, zal in uw hart zijn, gij zult het uw kinderen inprenten en daarover spreken, wanneer gij in uw huis zit, wanneer gij onderweg zijt, wanneer gij nederligt en wanneer gij opstaat. |
Jullie weten dat jullie samen de kerk van God vormen, en dat de Geest van God bij jullie is. | Weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt en dat de Geest Gods in u woont? |
En ik denk: Een mens is niet belangrijk, en toch denkt u aan hem. Een mens is maar klein, en toch vergeet u hem niet. | Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt, en het mensenkind, dat Gij naar hem omziet? |
In de wet staat: «Vermoord niemand. Ga niet vreemd. Steel niet. Verlang niet naar iets dat van een ander is.» Deze en alle andere regels kunnen in één zin gezegd worden: «Van de mensen om je heen moet je evenveel houden als van jezelf.» | Want de geboden: gij zult niet echtbreken, gij zult niet doodslaan, gij zult niet stelen, gij zult niet begeren en welk ander gebod er ook zij, worden samengevat in dit woord: gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. |
Jullie zullen mij zoeken. En als je mij zoekt met heel je hart, zul je mij vinden. | Dan zult gij Mij zoeken en vinden, wanneer gij naar Mij vraagt met uw ganse hart. |
Als je door water heen moet, zal ik bij je zijn. Als je rivieren oversteekt, zul je niet verdrinken. Als je door vuur loopt, zul je niet verbranden. De vlammen zullen je geen pijn doen. | Wanneer gij door het water trekt, ben Ik met u; gaat gij door rivieren, zij zullen u niet wegspoelen; als gij door het vuur gaat, zult gij niet verteren en zal de vlam u niet verbranden. |
Jullie mogen geen andere goden maken, goden van goud of van zilver. Jullie moeten alleen mij vereren. | Gij zult naast Mij geen goden maken; noch van zilver noch van goud zult gij ze u maken. |
Toen zei Jezus: ‘En wie ben ik volgens jullie?’ Simon Petrus antwoordde: ‘U bent de messias, de Zoon van de levende God.’ | Hij zeide tot hen: Maar gij, wie zegt gij, dat Ik ben? Simon Petrus antwoordde en zeide: Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God! |
En stel dat je alleen goed bent voor de mensen die goed zijn voor jou. Verdien je dan een beloning? Nee, want slechte mensen doen hetzelfde. | Want indien gij goed doet aan wie u goed doen, wat hebt gij vóór? Ook de zondaars doen dat. |
Vader, ik vraag u niet om mijn leerlingen uit deze wereld weg te halen. Ik vraag u om hen te beschermen tegen de macht van het kwaad. | Ik bid niet, dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart voor de boze. |
Heer, u maakt goede mensen gelukkig. U bent goed, u zult hen beschermen. | Want Gij zegent de rechtvaardige, o Here, Gij omgeeft hem met welbehagen als met een schild. |
Heer, voor trouwe mensen bent u trouw, voor goede mensen bent u goed. | Jegens de getrouwe toont Gij U getrouw, jegens de onberispelijke toont Gij U onberispelijk. |
Doe alles wat je doet, zo goed mogelijk. Doe alsof je voor Christus werkt, en niet voor mensen. Want Christus is je echte meester. Als jullie je zo gedragen, dan zullen jullie als beloning door hem gered worden. Dat is zeker! | Wat gij ook doet, verricht uw werk van harte, als voor de Here en niet voor mensen; gij weet toch, dat gij van de Here tot vergelding de erfenis zult ontvangen. Gij dient Christus als heer. |
Gerelateerde onderwerpen
Wet
Vandaag zal ik jullie...
Jezus
Jezus keek hen aan...
Rechtvaardigheid
Als je eerlijk en...
Liefde
Liefde is: geduldig en...
Betrouwbaarheid
De Heer is trouw...
Beloning
Doe alles wat je...