Verhef U boven de hemel, o God; Uw eer zij over de hele aarde. | Verhef U boven de hemelen, o God; uw heerlijkheid zij over de ganse aarde. |
Wat buigt u zich neer, mijn ziel, en wat bent u onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem weer loven; Hij is de volkomen verlossing van mijn aangezicht en mijn God. | Wat buigt gij u neder, o mijn ziel, en wat zijt gij onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven, mijn Verlosser en mijn God! |
Immers, zovelen als er door de Geest van God geleid worden, die zijn kinderen van God. | Want allen, die door de Geest Gods geleid worden, zijn zonen Gods. |
Maar Ik ben de HEERE, uw God, sinds het land Egypte. Een God behalve Mij mag u daarom niet erkennen, en buiten Mij is er geen Heiland. | Maar Ik ben de Here, uw God, van het land Egypte af; een God nevens Mij kent gij niet en een verlosser buiten Mij is er niet. |
Sta op, HEERE God, hef Uw hand op, vergeet de ellendigen niet. | Sta op, Here! o God, hef uw hand op, vergeet de ellendigen niet. |
Onze God en Vader nu zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen. | Onze God en Vader nu zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid! Amen. |
Aan ons echter heeft God het geopenbaard door Zijn Geest. De Geest immers onderzoekt alle dingen, zelfs de diepten van God. | Want óns heeft God het geopenbaard door de Geest. Want de Geest doorzoekt alle dingen, zelfs de diepten Gods. |
Laat uw hart niet in beroering raken; u gelooft in God, geloof ook in Mij. | Uw hart worde niet ontroerd; gij gelooft in God, gelooft ook in Mij. |
Zie, God is mijn Helper, de Heere is onder hen die mijn ziel ondersteunen. | Zie, God is mij een helper, de Here is het, die mij schraagt. |
En God schiep de mens naar Zijn beeld; naar het beeld van God schiep Hij hem; mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen. | En God schiep de mens naar zijn beeld; naar Gods beeld schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen. |
En God zegende de zevende dag en heiligde die, want daarop rustte Hij van al Zijn werk, dat God schiep door het te maken. | En God zegende de zevende dag en heiligde die, omdat Hij daarop gerust heeft van al het werk, dat God scheppende tot stand had gebracht. |
Ieder mens moet zich onderwerpen aan de gezagsdragers die over hem gesteld zijn, want er is geen gezag dan van God, en de gezagsdragers die er zijn, zijn door God ingesteld. | Ieder mens moet zich onderwerpen aan de overheden, die boven hem staan. Want er is geen overheid dan door God en die er zijn, zijn door God gesteld. |
Mijn God en Koning, ik zal U roemen en Uw Naam loven, voor eeuwig en altijd. | Ik zal U verhogen, mijn God, Gij Koning, ik zal uw naam prijzen voor altoos en immer. |
Luister, Israël! De HEERE, onze God, de HEERE is één! Daarom zult u de HEERE, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw kracht. | Hoor, Israël: de Here is onze God; de Here is één! Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw kracht. |
Zoals een hert schreeuwt naar de waterstromen, zo schreeuwt mijn ziel tot U, o God! | Gelijk een hinde die naar waterbeken smacht, zo smacht mijn ziel naar U, o God. |
Er blijft dus nog een sabbatsrust over voor het volk van God, want wie Zijn rust binnengegaan is, die heeft zelf ook van zijn werken gerust, zoals God van de Zijne. | Er blijft dus een sabbatsrust voor het volk van God. Want wie tot zijn rust is ingegaan, is ook zelf tot rust gekomen van zijn werken, evenals God van de zijne. |
Hij echter zei: De dingen die onmogelijk zijn bij de mensen, zijn mogelijk bij God. | Hij zeide tot hen: Wat bij mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God. |
Genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Heere Jezus Christus. | Genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Here Jezus Christus. |
Overspelige mannen en vrouwen, weet u dan niet dat de vriendschap met de wereld vijandschap tegen God is? Wie dan nu een vriend van de wereld wil zijn, wordt als vijand van God aangemerkt. | Overspeligen, weet gij niet, dat de vriendschap met de wereld vijandschap tegen God is? Wie dus een vriend der wereld wil zijn, wordt metterdaad een vijand van God. |
Onderwerp u dan aan God. Bied weerstand aan de duivel en hij zal van u wegvluchten. | Onderwerpt u dus aan God, maar biedt weerstand aan de duivel, en hij zal van u vlieden. |
Schep mij een rein hart, o God, en vernieuw in mijn binnenste een standvastige geest. | Schep mij een rein hart, o God, en vernieuw in mijn binnenste een vaste geest. |
Daarom moet u weten dat de HEERE uw God is. Híj is God, de getrouwe God, Die het verbond en de goedertierenheid in acht neemt voor wie Hem liefhebben en Zijn geboden in acht nemen, tot in duizend generaties. | Opdat gij zoudt weten, dat de Here, uw God, de enige God is, de trouwe God, die het verbond en de goedertierenheid houdt jegens wie Hem liefhebben en zijn geboden onderhouden, tot in duizend geslachten. |
De offers voor God zijn een gebroken geest; een verbrijzeld en verslagen hart zult U, o God, niet verachten. | De offeranden Gods zijn een verbroken geest; een verbroken en verbrijzeld hart veracht Gij niet, o God. |
Ik roep u er dan toe op, broeders, door de ontfermingen van God, om uw lichamen aan God te wijden als een levend offer, heilig en voor God welbehaaglijk: dat is uw redelijke godsdienst. | Ik vermaan u dan, broeders, met beroep op de barmhartigheden Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levend, heilig en Gode welgevallig offer: dit is uw redelijke eredienst. |
En zij die in het vlees zijn, kunnen God niet behagen. | Zij, die in het vlees zijn, kunnen Gode niet behagen. |
Gerelateerde onderwerpen
God
De HEERE, uw God...
Aanbidding
HEERE, U bent mijn...
Gehoorzaamheid
Jezus antwoordde en zei...
Geest
De Heere nu is...
Wereld
Heb de wereld niet...
Lof
HEERE, U bent mijn...