De genade van de Here Jezus zij met allen. | De genade van onze Heer Jezus zij met u allen. |
De genade van de Here Jezus Christus zij met ulieder geest. | De genade van de Heer Jezus Christus zij met u. |
De genade van de Here Jezus Christus zij met uw geest. | De genade van de Heer Jezus Christus zij met u. |
Want indien wij geloven, dat Jezus gestorven en opgestaan is, zal God ook zó hen, die ontslapen zijn, door Jezus wederbrengen met Hem. | Want als wij geloven dat Jezus is gestorven en is opgestaan, moeten wij ook geloven dat God door Jezus de doden bij zich zal halen, samen met Jezus zelf. |
Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was. | Laat onder u de gezindheid heersen die Christus Jezus had. |
Gij dan, mijn kind, wees krachtig in de genade van Christus Jezus. | Mijn kind, wees sterk door de genade in Christus Jezus. |
Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid. | Jezus Christus blijft dezelfde, gisteren, vandaag en tot in eeuwigheid! |
Jezus zeide tot hem: Als Gij kunt! Alle dingen zijn mogelijk voor wie gelooft. | Toen zei Jezus tegen hem: ‘Of Ik iets kan doen? Alles is mogelijk voor wie gelooft.’ |
Hij, die deze dingen getuigt, zegt: Ja, Ik kom spoedig. Amen, kom, Here Jezus! | Hij die van deze dingen getuigt, zegt: ‘Ja, Ik kom spoedig!’ Amen. Kom, Heer Jezus! |
Genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Here Jezus Christus. | Genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Heer Jezus Christus. |
En alle tong zou belijden: Jezus Christus is Here, tot eer van God, de Vader! | En elke tong zal belijden: ‘Jezus Christus is Heer,’ tot eer van God, de Vader. |
Maar Gode zij dank, die ons de overwinning geeft door onze Here Jezus Christus. | Maar laten we God danken, die ons de overwinning geeft door onze Heer Jezus Christus. |
Wie is het, die de wereld overwint, dan wie gelooft, dat Jezus de Zoon van God is? | Wie anders kan de wereld overwinnen dan iemand die gelooft dat Jezus de Zoon van God is? |
Al wie belijdt, dat Jezus de Zoon van God is – God blijft in hem en hij in God. | Als iemand belijdt dat Jezus de Zoon van God is, blijft God in hem en blijft hij in God. |
Trouwens, allen, die in Christus Jezus godvruchtig willen leven, zullen vervolgd worden. | Allen die vroom en in eenheid met Christus Jezus willen leven, zullen worden vervolgd. |
En Jezus zeide tot hem: Ga heen, uw geloof heeft u behouden. En terstond werd hij ziende en volgde Hem op de weg. | Jezus zei tegen hem: ‘Ga heen, uw geloof heeft u gered.’ En meteen kon hij zien en hij volgde Hem op zijn weg. |
Maar Jezus hoorde het en antwoordde hem: Wees niet bevreesd, geloof alleen, en zij zal behouden worden. | Maar Jezus hoorde het en zei: ‘Wees niet bang, maar geloof, dan zal ze worden gered.’ |
Want ik had niet besloten iets te weten onder u, dan Jezus Christus en die gekruisigd. | Ik had besloten u geen andere kennis te brengen dan die over Jezus Christus – de gekruisigde. |
Want er is één God en ook één middelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus. | Want er is maar één God, en maar één bemiddelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus. |
Jezus antwoordde en zeide tot hen: Dit is het werk Gods, dat gij gelooft in Hem, die Hij gezonden heeft. | ‘Dit moet u voor God doen: geloven in Hem die Hij gezonden heeft,’ antwoordde Jezus. |
Jezus antwoordde hun en zeide: Mijn leer is niet van Mij, maar van Hem, die Mij gezonden heeft. | Jezus zei: ‘Wat Ik onderwijs heb Ik niet van mijzelf, maar van Hem die Mij gezonden heeft.’ |
En boven zijn hoofd brachten zij op schrift de beschuldiging tegen Hem aan: Dit is Jezus, de Koning der Joden. | Boven zijn hoofd bevestigden ze de aanklacht, die luidde: ‘Dit is Jezus, de koning van de Joden’. |
Jezus dan zeide: Nog korte tijd ben Ik bij u en dan ga Ik heen tot Hem, die Mij gezonden heeft. | Jezus zei: ‘Ik zal nog een korte tijd bij u zijn, dan ga Ik naar Hem die Mij gezonden heeft.’ |
En zij zeiden: Stel uw vertrouwen op de Here Jezus en gij zult behouden worden, gij en uw huis. | Ze antwoordden: ‘Geloof in de Heer Jezus en u zult gered worden, u en uw huisgenoten.’ |
Of weet gij niet, dat wij allen, die in Christus Jezus gedoopt zijn, in zijn dood gedoopt zijn? | Weet u niet dat wij die gedoopt zijn in Christus Jezus, zijn gedoopt in zijn dood? |