Wie de Zoon heeft, heeft het leven. Wie de Zoon van God niet heeft, heeft het leven niet. | Wie de Zoon heeft, heeft het leven; wie de Zoon van God niet heeft, heeft het leven niet. |
Dit getuigenis luidt: God heeft ons eeuwig leven geschonken en dat leven is in zijn Zoon. | En dit is het getuigenis: God heeft ons eeuwig leven gegeven en dit leven is in zijn Zoon. |
Zolang wij leven, leven we voor de Heer; en wanneer wij sterven, sterven we voor de Heer. Dus of we nu leven of sterven, wij zijn van de Heer. | Want als wij leven, het is voor de Here, en als wij sterven, het is voor de Here. Hetzij wij dan leven, hetzij wij sterven, wij zijn des Heren. |
Wie zijn leven probeert te behouden zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van Mij, die zal het behouden. | Wie zijn leven vindt, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest om Mijnentwil, zal het vinden. |
Want ieder die zijn leven wil behouden, zal het verliezen; maar wie zijn leven verliest omwille van Mij, zal het behouden. | Want ieder, die zijn leven zal willen behouden, die zal het verliezen; maar ieder, die zijn leven verloren heeft om Mijnentwil, die zal het behouden. |
Want ieder die zijn leven wil behouden, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van Mij, zal het behouden. | Want ieder, die zijn leven zal willen behouden, die zal het verliezen; maar ieder, die zijn leven verloren heeft om Mijnentwil, die zal het vinden. |
Uw liefde is meer dan het leven, mijn lippen zingen uw lof. U wil ik prijzen, mijn leven lang, roepend uw naam, de handen geheven. | Want uw goedertierenheid is beter dan het leven; mijn lippen zullen U roemen. Zo wil ik U prijzen mijn leven lang, in uw naam mijn handen opheffen. |
Want voor mij is leven Christus en sterven winst. | Want het leven is mij Christus en het sterven gewin. |
Want ieder die zijn leven wil behouden, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van Mij en het evangelie, zal het behouden. | Want ieder, die zijn leven zal willen behouden, die zal het verliezen; maar ieder, die zijn leven verliezen zal om Mijnentwil en om des evangelies wil, die zal het behouden. |
Wie in de Zoon gelooft heeft eeuwig leven, wie de Zoon niet wil gehoorzamen zal dat leven niet kennen; integendeel, Gods toorn blijft op hem rusten. | Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven; doch wie aan de Zoon ongehoorzaam is, zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem. |
Wat liefde is, hebben we geleerd van Hem die zijn leven voor ons gegeven heeft. Daarom horen ook wij ons leven te geven voor onze broeders en zusters. | Hieraan hebben wij de liefde leren kennen, dat Hij zijn leven voor ons heeft ingezet; ook wij behoren dan voor de broeders ons leven in te zetten. |
Wie rechtvaardigheid en trouw nastreeft ontvangt leven, voorspoed en eer. | Wie gerechtigheid en liefde najaagt, vindt leven, gerechtigheid en eer. |
Maar nu, bevrijd van de zonde en in dienst van God, oogst u een leven in heiligheid en uiteindelijk het eeuwige leven. | Maar thans, vrijgemaakt van de zonde en in de dienst van God gekomen, hebt gij tot vrucht uw heiliging en als einde het eeuwige leven. |
Als we leven door de Geest, laten we de Geest dan ook volgen. | Indien wij door de Geest leven, laten wij ook door de Geest het spoor houden. |
Want wie mij vindt, vindt het leven, en ontvangt de gunst van de HEER. | Want wie mij vindt, heeft het leven gevonden, hij heeft van de Here welgevallen verkregen. |
Oefening van het lichaam heeft wel enig nut, maar het nut van een vroom leven is grenzeloos, omdat het een belofte inhoudt voor dit leven en het leven dat komen zal. | Want de oefening van het lichaam is van weinig nut, doch de godsvrucht is nuttig tot alles, daar zij een belofte inhoudt van leven, in heden en toekomst. |
Er is geen grotere liefde dan je leven te geven voor je vrienden. | Niemand heeft grotere liefde, dan dat hij zijn leven inzet voor zijn vrienden. |
Wie bescheiden is en ontzag heeft voor de HEER wordt beloond met rijkdom, eer en een lang leven. | Het loon van ootmoed – vreze des Heren – is rijkdom, eer en leven. |
Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald; wanneer iemand dit brood eet zal hij eeuwig leven. En het brood dat Ik zal geven voor het leven van de wereld, is mijn lichaam. | Ik ben het levende brood, dat uit de hemel nedergedaald is. Indien iemand van dit brood eet, hij zal in eeuwigheid leven; en het brood, dat Ik geven zal, is mijn vlees, voor het leven der wereld. |
Wat heeft een mens eraan de hele wereld te winnen als dat ten koste gaat van zijn leven? Wat kan hij geven in ruil voor zijn leven? | Want wat zou het een mens baten, als hij de gehele wereld won, maar schade leed aan zijn ziel? Of wat zal een mens geven in ruil voor zijn leven? |
Maar Jezus zei: ‘Ik ben de opstanding en het leven. Wie in Mij gelooft zal leven, ook wanneer hij sterft, en ieder die leeft en in Mij gelooft zal nooit sterven. Geloof je dat?’ | Jezus zeide tot haar: Ik ben de opstanding en het leven; wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven, en een ieder, die leeft en in Mij gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven; gelooft gij dat? |
Wie de geboden naleeft, behoudt zijn leven, wie de weg van de HEER veracht, zal sterven. | Wie het gebod bewaart, bewaart zijn leven; maar wie niet let op zijn wandel, zal sterven. |
Wie niet oprecht is kwijnt weg, maar de rechtvaardige zal leven door zijn trouw. | Zie, opgeblazen, niet recht, is zijn ziel in hem, maar de rechtvaardige zal door zijn geloof leven. |
Maak je geen zorgen over je leven, over wat je zult eten of drinken, noch over je lichaam, over wat je zult aantrekken. Want het leven is meer dan voedsel en het lichaam meer dan kleding. | Weest niet bezorgd over uw leven, wat gij zult eten of over uw lichaam, waarmede gij u zult kleden. Want het leven is meer dan het voedsel en het lichaam meer dan de kleding. |
Deze boodschap is betrouwbaar: Als wij met Hem gestorven zijn, zullen we ook met Hem leven. | Het woord is betrouwbaar: immers, indien wij met Hem gestorven zijn, zullen wij ook met Hem leven. |