Wie de Zoon heeft, heeft het leven. Wie de Zoon van God niet heeft, heeft het leven niet.
Iedereen die verbonden blijft met de Zoon, krijgt het eeuwige leven. Maar wie niet verbonden blijft met de Zoon, krijgt het eeuwige leven niet.
Wie de Zoon heeft, heeft het leven; wie de Zoon van God niet heeft, heeft het leven niet.
Wie de Zoon heeft, heeft het leven; wie de Zoon van God niet heeft, heeft het leven niet.
Dus als je de Zoon hebt, heb je het eeuwige leven. Maar als je de Zoon van God níet hebt, heb je ook geen eeuwig leven.