Jullie zijn het licht voor de wereld. Een stad die op een berg ligt, kan niet verborgen blijven. | Gij zijt het licht der wereld. Een stad, die op een berg ligt, kan niet verborgen blijven. |
Geen woord ligt op mijn tong, of U, HEER, kent het ten volle. | Want er is geen woord op mijn tong, of, zie, Here, Gij kent het volkomen. |
Leg de last van uw zorgen op Hem, want u ligt Hem na aan het hart. | Werpt al uw bekommernis op Hem, want Hij zorgt voor u. |
Stel, voor zover het in uw macht ligt, alles in het werk om met alle mensen in vrede te leven. | Houdt zo mogelijk, voor zover het van u afhangt, vrede met alle mensen. |
Nu wij door zo’n menigte geloofsgetuigen omringd zijn, moeten ook wij elke last van ons afwerpen, evenals de zonde waarin we steeds weer verstrikt raken, en vastberaden de wedstrijd lopen die voor ons ligt. | Daarom dan, laten ook wij, nu wij zulk een grote wolk van getuigen rondom ons hebben, afleggen alle last en de zonde, die ons zo licht in de weg staat, en met volharding de wedloop lopen, die vóór ons ligt. |
Heer, al mijn verlangens zijn U bekend, mijn zuchten is U niet verborgen. | Here, al mijn verlangen ligt voor U open, mijn zuchten is voor U niet verborgen. |
Uit jou, Betlehem in Efrata, te klein om tot Juda’s geslachten te behoren, uit jou komt iemand voort die voor Mij over Israël zal heersen. Zijn oorsprong ligt in lang vervlogen tijden, in de dagen van weleer. | En gij, Betlehem Efrata, al zijt gij klein onder de geslachten van Juda, uit u zal Mij voortkomen die een heerser zal zijn over Israël en wiens oorsprong is van ouds, van de dagen der eeuwigheid. |
Uw schoonheid moet niet gelegen zijn in uiterlijkheden, zoals kunstig gevlochten haar, gouden sieraden of elegante kleding, maar in wat verborgen ligt in uw hart, in een zacht en stil gemoed. Dat is een onvergankelijk sieraad dat God kostbaar acht. | Uw sieraad zij niet uitwendig: het vlechten van haar, het omhangen van goud of het dragen van gewaden, maar de verborgen mens uws harten, met de onvergankelijke (tooi) van een zachtmoedige en stille geest, die kostbaar is in het oog van God. |
Groot is de vrede voor wie uw wet beminnen, zij vinden geen hindernis op hun weg. | Zij, die uw wet liefhebben, hebben grote vrede, er is voor hen geen struikelblok. |
Ik strek mijn handen naar U uit, dorstig als droge aarde. sela | Ik strek mijn handen tot U uit, mijn ziel smacht naar U als een dorstig land. sela |
Ik ga recht op mijn doel af: de hemelse prijs waartoe God in Christus Jezus roept. | Maar één ding (doe ik): vergetende hetgeen achter mij ligt en mij uitstrekkende naar hetgeen vóór mij ligt, jaag ik naar het doel, om de prijs der roeping Gods, die van boven is, in Christus Jezus. |
Onthoud een ander niet waarop hij recht heeft, terwijl je het hem geven kunt. | Onthoud het goed niet aan wie het toekomt, terwijl het in uw macht is het te doen. |
Want wie veel wijsheid heeft, heeft veel verdriet. En wie kennis vermeerdert, vermeerdert smart. | Want in veel wijsheid ligt veel verdriet, en als iemand kennis vermeerdert, vermeerdert hij smart. |
Maar ik heb de goede strijd gestreden, de wedloop volbracht, het geloof behouden. Nu wacht mij de erekrans van de gerechtigheid, die de Heer, de rechtvaardige rechter, aan mij zal geven op de grote dag; en niet alleen aan mij, maar aan allen die naar zijn komst hebben uitgezien. | Ik heb de goede strijd gestreden, ik heb mijn loop ten einde gebracht, ik heb het geloof behouden; voorts ligt voor mij gereed de krans der rechtvaardigheid, welke te dien dage de Here, de rechtvaardige rechter, mij zal geven, doch niet alleen mij, maar ook allen, die zijn verschijning hebben liefgehad. |
Ik zal dat hele gebied en het land rondom mijn heuvel zegenen, en Ik zal de regen op gezette tijden doen neerdalen. Het zal regen zijn die zegen geeft. | Ik zal die, ja al wat rondom mijn heuvel ligt, tot een zegen stellen; Ik zal de regen doen neerdalen op zijn tijd, zegenbrengende regens zullen het zijn. |
Het is de wil van God dat u een heilig leven leidt: dat u zich onthoudt van ontucht, dat ieder van u zijn lichaam heiligt en in eerbaarheid weet te beheersen en dat u niet zoals de heidenen, die God niet kennen, toegeeft aan uw hartstocht en begeerte. | Want dit wil God: uw heiliging, dat gij u onthoudt van de hoererij, dat ieder uwer in heiliging en eerbaarheid zijn vat wete te verwerven, niet in hartstochtelijke begeerlijkheid, zoals ook de heidenen, die van God niet weten. |