Want wij wandelen door geloof, niet door aanschouwen. | We leven nu immers vanuit vertrouwen, zonder al echt te zien. |
Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie in Mij gelooft, zal de werken die Ik doe, ook doen, en hij zal grotere doen dan deze, want Ik ga heen naar Mijn Vader. | Werkelijk, Ik verzeker jullie, wie op Mij vertrouwt zal hetzelfde doen als Ik, en zelfs meer dan dat, Ik ga immers naar de Vader. |
En Jezus zei tegen hen: Ik ben het Brood des levens; wie tot Mij komt, zal beslist geen honger hebben, en wie in Mij gelooft, zal nooit meer dorst hebben. | ‘Ik ben het brood dat leven geeft,’ zei Jezus. ‘Wie bij Mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in Mij gelooft zal nooit meer dorst hebben.’ |
Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft. | Want God had de wereld zo lief dat Hij zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat iedereen die in Hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft. |
Hoewel u Hem niet gezien hebt, hebt u Hem toch lief. Hoewel u Hem nu niet ziet, maar gelooft, verheugt u zich met een onuitsprekelijke en heerlijke vreugde, en verkrijgt u het einddoel van uw geloof, namelijk de zaligheid van uw zielen. | U hebt Hem lief zonder Hem ooit gezien te hebben; en zonder Hem nu te zien gelooft u in Hem en ervaart u een onuitsprekelijke, hemelse vreugde, omdat u het einddoel van uw geloof bereikt: uw redding. |
En alles wat u in het gebed vraagt, in geloof, zult u ontvangen. | Alles waar jullie in gebed om vragen zul je ontvangen, als je maar gelooft. |
Want ik schaam mij niet voor het Evangelie van Christus, want het is een kracht van God tot zaligheid voor ieder die gelooft, eerst voor de Jood, en ook voor de Griek. | Voor dit evangelie schaam ik mij niet, want het is Gods reddende kracht voor allen die geloven, voor Joden in de eerste plaats, maar ook voor andere volken. |
Zo is ook het geloof als het geen werken heeft, in zichzelf dood. | Zo is het ook met geloof: als het zich niet daadwerkelijk bewijst, is het dood. |
Want u weet dat de beproeving van uw geloof volharding teweegbrengt. | Want u weet: wanneer uw geloof op de proef wordt gesteld, leidt dat tot standvastigheid. |
Wees waakzaam, sta vast in het geloof, wees manmoedig, wees sterk. | Wees waakzaam, volhard in het geloof, wees moedig en sterk. |
Zij verblijdt zich niet over de ongerechtigheid, maar verheugt zich over de waarheid, zij bedekt alle dingen, zij gelooft alle dingen, zij hoopt alle dingen, zij verdraagt alle dingen. | Ze verheugt zich niet over het onrecht maar vindt vreugde in de waarheid. Alles verdraagt ze, alles gelooft ze, alles hoopt ze, in alles volhardt ze. |
Zo is dan het geloof uit het gehoor en het gehoor door het Woord van God. | Dus door te luisteren komt men tot geloof, en wat men hoort is de verkondiging van Christus. |
En nu blijven geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de meeste van deze is de liefde. | Dit is wat blijft: geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de grootste daarvan is de liefde. |
Aanvaard dan wie zwak is in het geloof, maar niet om over meningsverschillen te strijden. | Aanvaard degenen die zwak staan in het geloof, ontvang hen zonder hun opvattingen te bestrijden. |
Wij dan, gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede bij God door onze Heere Jezus Christus. | Nu wij rechtvaardig verklaard zijn op grond van geloof, leven we in vrede met God, door onze Heer Jezus Christus. |
De tijd is vervuld en het Koninkrijk van God is nabijgekomen; bekeer u en geloof het Evangelie. | De tijd is aangebroken, het koninkrijk van God is nabij: kom tot inkeer en geloof dit goede nieuws. |
En het gebeurde dat Hij op een sabbat door de korenvelden ging; en Zijn discipelen begonnen onder het lopen aren te plukken. En de Farizeeën zeiden tegen Hem: Zie, waarom doen zij op de sabbat iets wat niet geoorloofd is? En Hij zei tegen hen: Hebt u nooit gelezen wat David deed toen hij in nood verkeerde, en hij honger had, en zij die bij hem waren? Hoe hij het huis van God binnengegaan is ten tijde van Abjathar, de hogepriester, en de toonbroden gegeten heeft, die niemand mag eten behalve de priesters, en ze ook gegeven heeft aan hen die bij hem waren? En Hij zei tegen hen: De sabbat is gemaakt ter wille van de mens, niet de mens ter wille van de sabbat. Daarom, de Zoon des mensen is Heere, óók van de sabbat. | Toen Hij op sabbat eens door de korenvelden liep, begonnen zijn leerlingen onderweg aren te plukken. ‘Kijk eens!’ zeiden de farizeeën tegen Hem. ‘Waarom doen ze iets dat op sabbat niet mag?’ Maar Hij antwoordde: ‘Hebt u dan nooit gelezen wat David deed toen hij en zijn metgezellen gebrek leden en honger hadden? Hij ging het huis van God binnen – Abjatar was toen hogepriester – en at van de toonbroden, waarvan alleen de priesters mogen eten. En hij gaf ze ook aan zijn mannen te eten.’ En Hij voegde eraan toe: ‘De sabbat is er voor de mens, en niet de mens voor de sabbat; en dus is de Mensenzoon ook heer over de sabbat.’ |
Zie, zijn ziel is hoogmoedig, niet oprecht in hem, maar de rechtvaardige zal door zijn geloof leven. | Wie niet oprecht is kwijnt weg, maar de rechtvaardige zal leven door zijn trouw. |
Laat het u dan bekend zijn, mannenbroeders, dat door Hem aan u vergeving van de zonden verkondigd wordt en dat ieder die gelooft, door Hem gerechtvaardigd wordt van alles waarvan u door de wet van Mozes niet gerechtvaardigd kon worden. | U moet dus weten, volksgenoten, dat het dankzij Hem is dat aan u de vergeving van de zonden verkondigd wordt; ieder die gelooft wordt door Hem vrijgesproken van alles waarvan hij geen vrijspraak kon krijgen op grond van de wet van Mozes. |
En zij zeiden: Geloof in de Heere Jezus Christus en u zult zalig worden, u en uw huisgenoten. | Ze antwoordden: ‘Geloof in de Heer Jezus en u zult gered worden, u en uw huisgenoten.’ |
Maar toen Jezus dat hoorde, antwoordde Hij hem: Wees niet bevreesd, geloof alleen, en zij zal behouden worden. | Maar Jezus hoorde het en zei: ‘Wees niet bang, maar geloof, dan zal ze worden gered.’ |
Daarom zeg Ik u: alles wat u biddend begeert, geloof dat u het ontvangen zult, en het zal u ten deel vallen. | Daarom zeg Ik jullie: alles waarom jullie bidden en vragen, geloof dat je het al ontvangen hebt, en je zult het krijgen. |
Het geloof nu is een vaste grond van de dingen die men hoopt, en een bewijs van de zaken die men niet ziet. | Geloof is de zekerheid dat alles waarop we hopen werkelijkheid wordt, het overtuigt ons van de waarheid van wat we niet zien. |
Laten wij dus, terwijl wij gelegenheid hebben, goeddoen aan allen, maar vooral aan de huisgenoten van het geloof. | Laten we dus, in de tijd die ons nog rest, voor iedereen het goede doen, vooral voor onze geloofsgenoten. |
En Jezus zei tegen hem: Ga heen, uw geloof heeft u behouden. En meteen werd hij ziende en volgde Jezus op de weg. | Jezus zei tegen hem: ‘Ga heen, uw geloof heeft u gered.’ En meteen kon hij zien en hij volgde Hem op zijn weg. |