Zeker, mijn ziel, zwijg voor God, want van Hem is mijn verwachting. | Waarlijk, mijn ziel, keer u stil tot God, want van Hem is mijn verwachting. |
Ik riep tot Hem met mijn mond, en Hij werd geroemd door mijn tong. | Nauwelijks had ik met mijn mond tot Hem geroepen, of er was een lofzang onder mijn tong. |
Keert u zich tot Mijn bestraffing, zie, Ik zal Mijn Geest over u uitstorten, Mijn woorden u bekendmaken. | Keert u tot mijn vermaning! Zie, ik wil mijn geest voor u uitstorten, u mijn woorden bekendmaken. |
HEERE, U doorgrondt en kent mij. Ú kent mijn zitten en mijn opstaan, U begrijpt van verre mijn gedachten. | Here, Gij doorgrondt en kent mij; Gij kent mijn zitten en mijn opstaan, Gij verstaat van verre mijn gedachten. |
In mijn nood riep ik de HEERE aan, ik riep tot mijn God; Hij hoorde mijn stem vanuit Zijn paleis, mijn hulpgeroep voor Zijn aangezicht kwam in Zijn oren. | Toen het mij bang te moede was, riep ik de Here aan, tot mijn God riep ik om hulp. Hij hoorde mijn stem uit zijn paleis, mijn hulpgeroep tot Hem drong door in zijn oren. |
U bent mijn schuilplaats en mijn schild, op Uw woord heb ik gehoopt. | Gij zijt mijn schuilplaats en mijn schild, ik hoop op uw woord. |
Wie Mijn vlees eet en Mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem. | Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem. |
Mijn deel is de HEERE, zegt mijn ziel, daarom zal ik op Hem hopen. | Mijn ziel zegt: Mijn deel is de Here, daarom zal ik op Hem hopen. |
Zie, God is mijn Helper, de Heere is onder hen die mijn ziel ondersteunen. | Zie, God is mij een helper, de Here is het, die mij schraagt. |
U echter, HEERE, bent een schild voor mij, mijn eer; U heft mijn hoofd omhoog. | Maar Gij, Here, zijt een schild dat mij dekt, mijn eer, en die mijn hoofd opheft. |
Luister naar mijn gebed, HEERE, neem mijn hulpgeroep ter ore, zwijg niet bij mijn tranen, want ik ben een vreemdeling bij U, een bijwoner, zoals al mijn vaderen. | Hoor mijn gebed, Here, en neem mijn hulpgeroep ter ore, zwijg niet bij mijn geween, want ik ben een vreemdeling bij U, een bijwoner gelijk al mijn vaderen. |
De HEERE Heere is mijn kracht, Hij maakt mijn voeten als die van de hinden, en Hij doet mij treden op mijn hoogten. | De Here Here is mijn kracht: Hij maakt mijn voeten als die der hinden, Hij doet mij treden op mijn hoogten. |
Toen ik zweeg, teerden mijn beenderen weg, onder mijn jammerklachten, de hele dag. | Want zolang ik zweeg, kwijnde mijn gebeente weg onder mijn gejammer de ganse dag. |
Heere, al mijn verlangen ligt voor U open, mijn zuchten is voor U niet verborgen. | Here, al mijn verlangen ligt voor U open, mijn zuchten is voor U niet verborgen. |
Ik sla mijn ogen op naar de bergen, vanwaar mijn hulp komen zal. Mijn hulp is van de HEERE, Die hemel en aarde gemaakt heeft. | Ik hef mijn ogen op naar de bergen: vanwaar zal mijn hulp komen? Mijn hulp is van de Here, die hemel en aarde gemaakt heeft. |
Ik spreid mijn handen naar U uit, mijn ziel ligt voor U als een dorstig land. Sela | Ik strek mijn handen tot U uit, mijn ziel smacht naar U als een dorstig land. sela |
Mijn ziel, u hebt tegen de HEERE gezegd: U bent de Heere; mijn goedheid is niet voor U. | Ik heb tot de Here gezegd: Gij zijt mijn Here, ik heb geen goed buiten U. |
Hierin wordt Mijn Vader verheerlijkt, dat u veel vrucht draagt en Mijn discipelen bent. | Hierin is mijn Vader verheerlijkt, dat gij veel vrucht draagt en gij zult mijn discipelen zijn. |
Ik heb de HEERE lief, want Hij hoort mijn stem, mijn smeekbeden. Want Hij neigt Zijn oor tot mij, daarom zal ik Hem al mijn dagen aanroepen. | Ik heb de Here lief, want Hij hoort mijn stem, mijn smekingen. Want Hij heeft zijn oor tot mij geneigd, daarom zal ik mijn leven lang (tot Hem) roepen. |
Luister, mijn zoon, en neem mijn woorden aan: de jaren van je leven zullen talrijk worden. | Hoor, mijn zoon, en neem mijn woorden aan, opdat uw levensjaren talrijk worden. |
O God, U bent mijn God! U zoek ik vroeg in de morgen; mijn ziel dorst naar U, mijn lichaam verlangt naar U in een land, dor en dorstig, zonder water. | O God, Gij zijt mijn God, U zoek ik, mijn ziel dorst naar U, mijn vlees smacht naar U, in een dor en dorstig land, zonder water. |
Ik zal Mijn Geest in uw binnenste geven. Ik zal maken dat u in Mijn verordeningen wandelt en dat u Mijn bepalingen in acht neemt en ze houdt. | Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven en maken, dat gij naar mijn inzettingen wandelt en naarstig mijn verordeningen onderhoudt. |
En zie, een stem uit de hemelen zei: Dit is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb! | En zie, een stem uit de hemelen zeide: Deze is mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb. |
's Morgens hoort U mijn stem, HEERE; 's morgens leg ik mijn gebed voor U neer en zie ik naar U uit. | Here, des morgens hoort Gij mijn stem, des morgens leg ik het U voor, en zie uit. |
Want Mijn gedachten zijn niet uw gedachten, en uw wegen zijn niet Mijn wegen, spreekt de HEERE. | Want mijn gedachten zijn niet uw gedachten en uw wegen zijn niet mijn wegen, luidt het woord des Heren. |
Gerelateerde onderwerpen
Aanbidding
HEERE, U bent mijn...
Bidden
Verblijd u altijd. Bid...
Afhankelijkheid
Want Ik ben de...
Hoop
Ik immers, Ik ken...
Luisteren
Zo dan, mijn geliefde...
God
De HEERE, uw God...