Ik onderwijs je in de weg van de wijsheid en laat je in de rechte sporen treden. | Ik onderricht u in de weg der wijsheid, ik doe u treden op rechte paden. |
Laat wat u vanaf het begin gehoord hebt, in u blijven. Als in u blijft wat u vanaf het begin gehoord hebt, dan zult ook u in de Zoon en in de Vader blijven. | Wat u betreft, wat gij van den beginne gehoord hebt, moet in u blijven. Indien in u blijft, wat gij van den beginne gehoord hebt, dan zult gij ook in de Zoon en in de Vader blijven. |
Kleedt u zich dan, als uitverkorenen van God, heiligen en geliefden, met innige gevoelens van ontferming, vriendelijkheid, nederigheid, zachtmoedigheid, geduld. | Doet dan aan, als door God uitverkoren heiligen en geliefden, innerlijke ontferming, goedheid, nederigheid, zachtmoedigheid en geduld. |
En zij zal een Zoon baren, en u zult Hem de naam Jezus geven, want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden. | Zij zal een zoon baren en gij zult Hem de naam Jezus geven. Want Hij is het, die zijn volk zal redden van hun zonden. |
Beveel de rijken in deze tegenwoordige wereld dat zij niet hoogmoedig zijn, en hun hoop niet gevestigd houden op de onzekerheid van de rijkdom, maar op de levende God, Die ons alle dingen in rijke mate verschaft om ervan te genieten. | Hun, die rijk zijn in de tegenwoordige wereld, moet gij bevelen niet hooghartig te zijn, en hun hoop gevestigd te houden niet op onzekere rijkdom, doch op God, die ons alles rijkelijk ten gebruike geeft. |
U echter, o mens die God toebehoort, ontvlucht deze dingen. Jaag daarentegen gerechtigheid, godsvrucht, geloof, liefde, volharding en zachtmoedigheid na. | Gij daarentegen, o mens Gods, ontvlucht deze dingen, doch jaag naar gerechtigheid, godsvrucht, geloof, liefde, volharding en zachtzinnigheid. |
Want, voorwaar, Ik zeg u: wie tegen deze berg zal zeggen: Word opgeheven en in de zee geworpen, en niet zal twijfelen in zijn hart, maar zal geloven dat wat hij zegt, gebeuren zal, het zal hem gebeuren wat hij zegt. | Voorwaar, Ik zeg u, wie tot deze berg zou zeggen, hef u op en werp u in de zee, en in zijn hart niet zou twijfelen, maar geloven, dat hetgeen hij zegt geschiedt, het zal hem geschieden. |
En als iemand van u in wijsheid tekortschiet, laat hij die dan vragen aan God, Die aan ieder overvloedig geeft en geen verwijten maakt, en ze zal hem gegeven worden. | Indien echter iemand van u in wijsheid te kort schiet, dan bidde hij God daarom, die aan allen geeft, eenvoudigweg en zonder verwijt; en zij zal hem gegeven worden. |
Indien u uw voet van de sabbat terughoudt, ermee ophoudt om op Mijn heilige dag te doen wat u zelf wilt; indien u de sabbat een verlustiging noemt, opdat de HEERE geheiligd wordt – die geëerd moet worden – indien u die eert door niet uw eigen wegen te volgen, niet uw eigen wensen zoekt of daarover een woord spreekt, dan zult u vreugde scheppen in de HEERE, Ik zal u doen rijden op de hoogten van de aarde en Ik zal u voeden met het erfelijk bezit van uw vader Jakob, want de mond van de HEERE heeft gesproken. | Indien gij niet over de sabbat heenloopt door uw zaken te doen op mijn heilige dag, maar de sabbat een verlustiging noemt, de heilige dag des Heren van gewicht, en die eert door noch uw gewone bezigheden te doen, noch uw zaken te behartigen, of ijdele taal uit te slaan, dan zult gij u verlustigen in de Here en Ik zal u doen rijden over de hoogten der aarde en u doen genieten het erfdeel van uw vader Jakob, want de mond des Heren heeft het gesproken. |
Vrees alleen de HEERE, en dien Hem trouw met uw hele hart, want zie welke grote dingen Hij bij u gedaan heeft. | Vreest slechts de Here en dient Hem trouw met uw ganse hart, want ziet, welke grote dingen Hij onder u gedaan heeft. |
Laat niemand u op enigerlei wijze misleiden. Want die dag komt niet, tenzij eerst de afval gekomen is en de mens van de wetteloosheid, de zoon van het verderf, geopenbaard is, de tegenstander, die zich ook verheft boven al wat God genoemd of als God vereerd wordt, zodat hij als God in de tempel van God gaat zitten en zichzelf als God voordoet. | Laat niemand u misleiden, op welke wijze ook, want eerst moet de afval komen en de mens der wetteloosheid zich openbaren, de zoon des verderfs, de tegenstander, die zich verheft tegen al wat God of voorwerp van verering heet, zodat hij zich in de tempel Gods zet, om aan zich te laten zien, dat hij een god is. |
En God zei: Laat er licht zijn! En er was licht. | En God zeide: Er zij licht; en er was licht. |
Deze dingen heb ik geschreven aan u die gelooft in de Naam van de Zoon van God, opdat u weet dat u het eeuwige leven hebt en opdat u gelooft in de Naam van de Zoon van God. | Dit heb ik u geschreven, die gelooft in de naam van de Zoon Gods, opdat gij weet, dat gij eeuwig leven hebt. |
En zie, ik ga heden de weg van heel de aarde, en u weet met heel uw hart en met heel uw ziel dat er geen enkel woord van al de goede woorden die de HEERE, uw God, over u gesproken heeft, onvervuld gebleven is. Alles is uitgekomen voor u, geen enkel woord ervan is onvervuld gebleven. | Zie, ik ga thans de weg van al het aardse; erkent nu met geheel uw hart en geheel uw ziel, dat niet één van alle goede beloften die de Here, uw God, u gegeven heeft, onvervuld gebleven is. Alles is voor u uitgekomen. Zijnerzijds is niets onvervuld gebleven. |
Zes dagen mag er werk verricht worden, maar op de zevende dag is het sabbat, een dag van volledige rust, een heilige samenkomst. Geen enkel werk mag u doen. Het is in al uw woongebieden een sabbat voor de HEERE. | Zes dagen mag arbeid verricht worden, maar op de zevende dag zal er een volkomen sabbat zijn: een heilige samenkomst; generlei arbeid zult gij verrichten, het is een sabbat voor de Here in al uw woonplaatsen. |
Maar Ik zeg u: Heb uw vijanden lief; zegen hen die u vervloeken; doe goed aan hen die u haten; en bid voor hen die u beledigen en u vervolgen. | Maar Ik zeg u: Hebt uw vijanden lief en bidt voor wie u vervolgen. |
Of u dus eet of drinkt of iets anders doet, doe alles tot eer van God. | Of gij dus eet of drinkt, of wat ook doet, doet het alles ter ere Gods. |
Als vrije mensen, maar niet alsof u de vrijheid hebt als een dekmantel voor slechtheid, maar als dienstknechten van God. | Als vrijen en niet als mannen, die de vrijheid misbruiken tot dekmantel voor hun kwaadwilligheid, maar als dienaren Gods. |
Zo is ook het geloof als het geen werken heeft, in zichzelf dood. | Zo is het ook met het geloof: indien het niet met werken gepaard gaat, is het, op zichzelf genomen, dood. |
De vreze des HEEREN is het beginsel van wijsheid, allen die ernaar handelen, hebben een goed inzicht; Zijn lof houdt voor eeuwig stand. | De vreze des Heren is het begin der wijsheid, een goed inzicht hebben allen die ze betrachten. Zijn lof houdt eeuwig stand. |
En op de laatste, de grote dag van het feest, stond Jezus daar en riep: Als iemand dorst heeft, laat hij tot Mij komen en drinken. | En op de laatste, de grote dag van het feest, stond Jezus en riep, zeggende: Indien iemand dorst heeft, hij kome tot Mij en drinke! |
Maar als uw broeder tegen u gezondigd heeft, ga naar hem toe en wijs hem terecht tussen u en hem alleen; als hij naar u luistert, hebt u uw broeder gewonnen. | Indien uw broeder zondigt, ga heen, bestraf hem onder vier ogen. |
Maar voor alle dingen, mijn broeders, zweer niet: niet bij de hemel, ook niet bij de aarde, en zweer ook geen enkele andere eed, maar laat uw ja ja zijn en uw nee nee, opdat u niet onder enig oordeel valt. | Maar vooral, mijn broeders, zweert niet, noch bij de hemel, noch bij de aarde, noch welke andere eed ook. Laat ja bij u ja zijn en neen neen, opdat gij niet onder het oordeel valt. |
Want wie van u die een toren wil bouwen, gaat niet eerst zitten om de kosten te berekenen, of hij de middelen wel heeft om het werk te voltooien? | Want wie van u, die een toren wil bouwen, zet zich niet eerst neder om de kosten te berekenen, of hij het werk zal kunnen volbrengen? |
Zou Ik werkelijk behagen scheppen in de dood van de goddeloze? spreekt de Heere HEERE. Is het niet, wanneer hij zich bekeert van zijn wegen, dat hij zal leven? | Zou Ik een welgevallen hebben aan de dood van de goddeloze? luidt het woord van de Here Here. Niet veeleer hieraan, dat hij zich bekere van zijn wegen en leve? |