Bijbelteksten over 'Mond'
Heel de dag is mijn mond vervuld van uw lof en uw luister. | Mijn mond is vervuld van uw lof, de ganse dag van uw luister. |
Neem nooit leugens in de mond, laat geen bedrog over je lippen komen. | Doe weg van u de valsheid van mond en houd ver van u de verkeerdheid der lippen. |
Uit dezelfde mond klinkt zegen en vervloeking. Dat kan toch niet goed zijn, broeders en zusters? | Uit dezelfde mond komt zegening en vervloeking voort. Dit moet, mijn broeders, niet zo zijn. |
Toen mijn mond Hem aanriep, lag een lofzang op mijn tong. | Nauwelijks had ik met mijn mond tot Hem geroepen, of er was een lofzang onder mijn tong. |
Een zwijgende dwaas houdt men voor wijs, zolang hij zijn mond houdt, lijkt hij verstandig. | Zelfs een dwaas die zwijgt, gaat door voor wijs; als hij zijn lippen gesloten houdt, voor verstandig. |
De HEER wil ik prijzen, elk uur van de dag, mijn mond is altijd vol van zijn lof. | Ik wil de Here te allen tijde prijzen, bestendig zij zijn lof in mijn mond. |
Als uw hart gelooft, zult u rechtvaardig worden verklaard; als uw mond belijdt, zult u worden gered. | Want met het hart gelooft men tot gerechtigheid en met de mond belijdt men tot behoudenis. |
Als uw mond belijdt dat Jezus de Heer is en uw hart gelooft dat God Hem uit de dood heeft opgewekt, zult u worden gered. | Want indien gij met uw mond belijdt, dat Jezus Heer is, en met uw hart gelooft, dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult gij behouden worden. |
Door het woord van de HEER is de hemel gemaakt, door de adem van zijn mond het leger der sterren. | Door het woord des Heren zijn de hemelen gemaakt, door de adem van zijn mond al hun heer. |
Wie rechtvaardig is, kiest het juiste woord, een goddeloze neemt slechts leugens in de mond. | De lippen van de rechtvaardige weten wat welgevallig is, maar de mond der goddelozen is enkel valsheid. |
Laten de woorden van mijn mond U behagen, de overpeinzingen van mijn hart U bekoren, HEER, mijn rots, mijn bevrijder. | Mogen de woorden van mijn mond en de overleggingen van mijn hart U welgevallig zijn, o Here, mijn rots en mijn verlosser. |
De woorden die de wijze in de mond neemt, geven hem respect; wat er van de lippen van de dwaas komt, stort hem in het ongeluk. | Woorden uit de mond van een wijze zijn innemend, maar de lippen van een dwaas verslinden hemzelf. |
Kinderen, we moeten niet liefhebben met de mond, met woorden, maar waarachtig, met daden. | Kinderkens, laten wij liefhebben niet met het woord of met de tong, maar met de daad en in waarheid. |
Smakelijk voedsel at ik niet, vlees en wijn kwamen niet in mijn mond, en ik wreef mij niet in met olie tot er drie weken verstreken waren. | Smakelijke spijze at ik niet, vlees noch wijn kwamen in mijn mond en ik zalfde mij in het geheel niet, tot er drie volle weken verlopen waren. |
Zo geldt dit ook voor het woord dat voortkomt uit mijn mond: het keert niet vruchteloos naar Mij terug, niet zonder eerst te doen wat Ik wil en te volbrengen wat Ik gebied. | Alzo zal mijn woord, dat uit mijn mond uitgaat, ook zijn; het zal niet ledig tot Mij wederkeren, maar het zal doen wat Mij behaagt en dat volbrengen, waartoe Ik het zend. |
Maar Jezus gaf hem ten antwoord: ‘Er staat geschreven: “De mens leeft niet van brood alleen, maar van ieder woord dat klinkt uit de mond van God.”’ | Maar Hij antwoordde en zeide: Er staat geschreven: Niet alleen van brood zal de mens leven, maar van alle woord, dat uit de mond Gods uitgaat. |
De woorden van een dwaas zaaien tweedracht, wat hij zegt, leidt tot een vechtpartij. | De lippen van de dwaas brengen twist voort, en zijn mond roept om slagen. |
Een goed mens brengt uit de goede schatkamer van zijn hart het goede voort, maar een slecht mens brengt uit zijn slechte schatkamer het kwade voort; want waar het hart vol van is, daar loopt de mond van over. | Een goed mens brengt uit de goede schat zijns harten het goede voort en een slecht mens brengt uit de boze schat het boze voort. Want waar het hart vol van is, daarvan spreekt de mond. |
Wie zijn tong in toom houdt, waakt over zichzelf, wie zijn lippen hun gang laat gaan, stort zichzelf in het verderf. | Wie zijn mond in toom houdt, bewaart zijn leven; wie zijn lippen openspert, hem wacht het verderf. |
Hij hééft u voor zijn macht laten buigen: Hij liet u honger lijden en gaf u toen manna te eten, voedsel dat u nooit eerder had gezien en uw voorouders evenmin. Zo maakte Hij u duidelijk dat een mens niet leeft van brood alleen, maar van alles wat de mond van de HEER voortbrengt. | Ja, Hij verootmoedigde u, deed u honger lijden en gaf u het manna te eten, dat gij niet kendet en dat ook uw vaderen niet gekend hadden, om u te doen weten, dat de mens niet alleen van brood leeft, maar dat de mens leeft van alles wat uit de mond des Heren uitgaat. |
Geen woord ligt op mijn tong, of U, HEER, kent het ten volle. | Want er is geen woord op mijn tong, of, zie, Here, Gij kent het volkomen. |
Want het is de HEER die wijsheid schenkt, zijn woorden bieden kennis en inzicht. | Want de Here geeft wijsheid, uit zijn mond komen kennis en verstandigheid. |
Spreek voor hen die weerloos zijn, bescherm het recht van de vertrapten. | Doe uw mond open ten bate van de stomme, ten behoeve van het recht van allen die wegkwijnen. |
Spreek, oordeel rechtvaardig, geef de armen en behoeftigen hun recht. | Open uw mond, oordeel rechtvaardig, verschaf de verdrukte en nooddruftige recht. |
Een rechtvaardige wordt rijk gezegend, de woorden van een goddeloze verhullen geweld. | Zegeningen zijn op het hoofd des rechtvaardigen, maar de mond der goddelozen verbergt geweld. |
Bijbeltekst van de dag
Bevrijd mijn ziel, HEER,van lippen die liegen,
van de tong die bedriegt.