Hij zal je voet niet laten wankelen, Hij zal niet sluimeren, je wachter. | Hij zal uw voet niet laten wankelen, uw Bewaarder zal niet sluimeren. |
Dit zeg Ik daarover: zweer helemaal niet, noch bij de hemel, want dat is de troon van God, noch bij de aarde, want dat is zijn voetenbank, noch bij Jeruzalem, want dat is de stad van de grote koning. | Maar Ik zeg u: Zweer in het geheel niet, niet bij de hemel, want dat is de troon van God; niet bij de aarde, want dat is de voetbank van Zijn voeten; en ook niet bij Jeruzalem, want dat is de stad van de grote Koning. |
Weet je het niet? Heb je het niet gehoord? Een eeuwige God is de HEER, schepper van de einden der aarde. Hij wordt niet moe, Hij raakt niet uitgeput, zijn inzicht is niet te doorgronden. | Weet u het niet? Hebt u het niet gehoord? De eeuwige God, de HEERE, de Schepper van de einden der aarde, wordt niet moe en niet afgemat. Er is geen doorgronding van Zijn inzicht. |
Niemand heeft ooit God gezien, maar de enige Zoon, die zelf God is, die aan het hart van de Vader rust, heeft Hem doen kennen. | Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, Die in de schoot van de Vader is, Die heeft Hem ons verklaard. |
God heeft alles wat er is de goede plaats in de tijd gegeven, en ook heeft Hij de mens inzicht in de tijd gegeven. Toch kan de mens het werk van God niet van begin tot eind doorgronden. | Hij heeft alles op zijn tijd mooi gemaakt. Ook heeft Hij de eeuw in hun hart gelegd, zonder dat de mens het werk dat God gedaan heeft, van het begin tot het eind kan doorgronden. |
Wees eensgezind; wees niet hoogmoedig, maar zet uzelf aan tot nederigheid. Ga niet af op uw eigen inzicht. | Wees eensgezind onder elkaar. Streef niet naar de hoge dingen, maar houd u bij de nederige. Wees niet wijs in eigen oog. |
Het gras verdort en de bloem verwelkt, maar het woord van onze God houdt eeuwig stand. | Het gras verdort, de bloem valt af, maar het Woord van onze God bestaat voor eeuwig. |
De HEER zal mij altijd beschermen. HEER, uw trouw duurt eeuwig, laat het werk van uw handen niet los. | De HEERE zal Zijn werk voor mij voltooien; Uw goedertierenheid, HEERE, is voor eeuwig; laat de werken van Uw handen niet los. |
Een rechtvaardige heeft vreugde te verwachten, een goddeloze hoeft op niets te hopen. | De verwachting van de rechtvaardigen is blijdschap, maar de hoop van de goddelozen zal vergaan. |
Leg dat wetboek geen moment terzijde en verdiep je er dag en nacht in, opdat je je aan alles houdt wat erin geschreven staat. Dan zal alles wat je onderneemt voorspoedig verlopen. | Dit boek met deze wet mag niet wijken uit uw mond, maar u moet het dag en nacht overdenken, zodat u nauwlettend zult handelen overeenkomstig alles wat daarin geschreven staat. Dan immers zult u uw wegen voorspoedig maken en dan zult u verstandig handelen. |
Maar de HEER is trouw aan wie Hem vrezen, van eeuwigheid tot eeuwigheid. Hij doet recht aan de kinderen en kleinkinderen van wie zich houdt aan zijn verbond en naar zijn geboden leeft. | Maar de goedertierenheid van de HEERE is van eeuwigheid en tot eeuwigheid over wie Hem vrezen. Zijn gerechtigheid is voor de kinderen van hun kinderen, voor wie Zijn verbond in acht nemen en aan Zijn bevelen denken om ze te doen. |
Wees verheugd door de hoop die u hebt, wees standvastig wanneer u tegenspoed ondervindt, en bid onophoudelijk. | Verblijd u in de hoop. Wees geduldig in de verdrukking. Volhard in het gebed. |
Zo doet God, de HEER, niets zonder dat Hij zijn plan heeft onthuld aan zijn dienaren, de profeten. | Voorzeker, de Heere HEERE doet niets tenzij Hij Zijn geheimenis heeft geopenbaard aan Zijn dienaren, de profeten. |
Als mensen die opnieuw zijn geboren, niet uit vergankelijk maar uit onvergankelijk zaad, door Gods levende woord, dat voor altijd standhoudt. | U, die opnieuw geboren bent, niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en eeuwig blijvende Woord van God. |
Daarom verzaken wij onze plicht niet, want ook al gaat ons uiterlijke bestaan verloren, ons innerlijke bestaan wordt van dag tot dag vernieuwd. | Daarom verliezen wij de moed niet; integendeel, ook al vergaat onze uiterlijke mens, toch wordt de innerlijke mens van dag tot dag vernieuwd. |
Verzamel voor jezelf geen schatten op aarde: mot en roest vreten ze weg en dieven breken in om ze te stelen. Verzamel schatten in de hemel, daar vreten mot noch roest ze weg, daar breken geen dieven in om ze te stelen. | Verzamel geen schatten voor u op de aarde, waar mot en roest ze verderven, en waar dieven inbreken en stelen; maar verzamel schatten voor u in de hemel, waar geen mot of roest ze verderft, en waar dieven niet inbreken of stelen. |
Niemand kan twee heren dienen: hij zal de eerste haten en de tweede liefhebben, of hij zal juist toegewijd zijn aan de ene en de andere verachten. Jullie kunnen niet God dienen én de mammon. | Niemand kan twee heren dienen, want of hij zal de één haten en de ander liefhebben, of hij zal zich aan de één hechten en de ander minachten. U kunt niet God dienen en de mammon. |
God, door wie u geroepen bent om één te zijn met zijn Zoon Jezus Christus, onze Heer, is trouw. | God is getrouw, door Wie u geroepen bent tot de gemeenschap van Zijn Zoon Jezus Christus, onze Heere. |
Dan zullen ze geen honger meer lijden en geen dorst, de zon zal hen niet meer steken, de hitte hen niet bevangen. Want het lam midden voor de troon zal hen hoeden, hen naar de waterbronnen van het leven brengen. En God zal alle tranen uit hun ogen wissen. | Zij zullen geen honger of dorst meer hebben, en geen zonnesteek of enige hitte zal hen treffen. Want het Lam, Dat in het midden van de troon is, zal hen weiden en zal hen geleiden naar de levende waterbronnen. En God zal alle tranen van hun ogen afwissen. |
Laten we daarom het goede doen, zonder op te geven, want als we niet verzwakken zullen we oogsten wanneer de tijd daarvoor gekomen is. | En laten wij niet moe worden goed te doen, want te zijner tijd zullen wij oogsten, als wij het niet opgeven. |
Wie geschenken uitdeelt, opent deuren voor zichzelf, hij verschaft zich toegang tot de machtigen. | De gift van een mens maakt ruimte voor hem, en leidt hem in de tegenwoordigheid van groten. |
Het offer voor God is een gebroken geest; een gebroken en verbrijzeld hart zult U, God, niet verachten. | De offers voor God zijn een gebroken geest; een verbrijzeld en verslagen hart zult U, o God, niet verachten. |
Mijn zoon, heb aandacht voor mijn woorden, geef aan mijn uitspraken gehoor. Houd ze steeds voor ogen, bewaar ze in het diepste van je hart. | Mijn zoon, sla acht op mijn woorden, neig je oor tot wat ik zeg. Laat ze niet wijken van je ogen, bewaar ze in het binnenste van je hart. |
Zodat we vol vertrouwen kunnen zeggen: ‘De Heer is mijn helper, ik heb niets te vrezen. Wat zouden mensen mij kunnen doen?’ | Daarom zeggen wij met goede moed: De Heere is voor mij een Helper en ik zal niet vrezen. Wat zal een mens mij doen? |
Ik gebied je dus: wees vastberaden en standvastig, laat je door niets weerhouden of ontmoedigen, want waar je ook gaat, de HEER, je God, staat je bij. | Heb Ik het u niet geboden? Wees sterk en moedig, schrik niet en wees niet ontsteld, want de HEERE, uw God, is met u, overal waar u heen gaat. |