Want de Zoon des mensen is gekomen om het verlorene te zoeken en te redden. | Want de Zoon des mensen is gekomen om te zoeken en zalig te maken wat verloren is. |
Tot de ouderdom ben Ik dezelfde en tot de grijsheid toe zal Ik u torsen; Ik heb het gedaan en Ik zal dragen, Ik zal torsen en redden. | Tot uw ouderdom toe zal Ik Dezelfde zijn, ja, tot uw grijsheid toe zal Ík u dragen; Ík heb het gedaan en Ík zal u opnemen, Ík zal dragen en redden. |
Zij zal een zoon baren en gij zult Hem de naam Jezus geven. Want Hij is het, die zijn volk zal redden van hun zonden. | En zij zal een Zoon baren, en u zult Hem de naam Jezus geven, want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden. |
Want de Here, onze Rechter, de Here, onze Wetgever, de Here, onze Koning, Hij zal ons verlossen. | De HEERE is immers onze Rechter, de HEERE is onze Wetgever, de HEERE is onze Koning; Híj zal ons verlossen. |
Waarlijk, mijn ziel keert zich stil tot God, van Hem is mijn heil. | Zeker, mijn ziel is stil voor God; van Hem is mijn heil. |
Want God heeft zijn Zoon niet in de wereld gezonden, opdat Hij de wereld veroordele, maar opdat de wereld door Hem behouden worde. | Want God heeft Zijn Zoon niet in de wereld gezonden opdat Hij de wereld zou veroordelen, maar opdat de wereld door Hem behouden zou worden. |
Daarom kan Hij ook volkomen behouden, wie door Hem tot God gaan, daar Hij altijd leeft om voor hen te pleiten. | Daarom kan Hij ook volkomen zalig maken wie door Hem tot God gaan, omdat Hij altijd leeft om voor hen te pleiten. |
Het losgeld voor iemands leven is zijn rijkdom, maar de arme krijgt geen bedreiging te horen. | Het losgeld voor iemands leven is zijn rijkdom, maar een arme krijgt zelfs geen bedreiging te horen. |
Eén is wetgever en rechter, Hij, die de macht heeft om te behouden en te verderven. Maar wie zijt gij, dat gij uw naaste oordeelt? | Er is één Wetgever, namelijk Hij Die kan zalig maken én te gronde richten. Maar wie bent u, die over de ander oordeelt? |
Want ieder, die zijn leven zal willen behouden, die zal het verliezen; maar ieder, die zijn leven verloren heeft om Mijnentwil, die zal het vinden. | Want wie zijn leven zal willen behouden, die zal het verliezen; maar wie zijn leven zal verliezen om Mij, die zal het vinden. |
En de behoudenis is in niemand anders, want er is ook onder de hemel geen andere naam aan de mensen gegeven, waardoor wij moeten behouden worden. | En de zaligheid is in geen ander, want er is onder de hemel geen andere Naam onder de mensen gegeven waardoor wij zalig moeten worden. |
Want de genade Gods is verschenen, heilbrengend voor alle mensen, om ons op te voeden, zodat wij, de goddeloosheid en wereldse begeerten verzakende, bezadigd, rechtvaardig en godvruchtig in deze wereld leven. | Want de zaligmakende genade van God is verschenen aan alle mensen, en leert ons de goddeloosheid en de wereldse begeerten te verloochenen en in deze tegenwoordige wereld bezonnen, rechtvaardig en godvruchtig te leven. |
Want ieder, die zijn leven zal willen behouden, die zal het verliezen; maar ieder, die zijn leven verloren heeft om Mijnentwil, die zal het behouden. | Want wie zijn leven wil behouden, die zal het verliezen; maar wie zijn leven verliezen zal omwille van Mij, die zal het behouden. |
Dan weet de Here de godvruchtigen uit de verzoeking te verlossen en de onrechtvaardigen te bewaren om hen op de dag des oordeels te straffen. | Dan weet de Heere ook nu de godvruchtigen uit de verzoeking te verlossen, maar de onrechtvaardigen te bewaren tot de dag van het oordeel, om gestraft te worden. |
De verlossing is van de Here, uw zegen zij over uw volk. sela | Het heil is van de HEERE; Uw zegen is over Uw volk. Sela |
Want ieder, die zijn leven zal willen behouden, die zal het verliezen; maar ieder, die zijn leven verliezen zal om Mijnentwil en om des evangelies wil, die zal het behouden. | Want wie zijn leven zal willen behouden, die zal het verliezen; maar wie zijn leven zal verliezen omwille van Mij en om het Evangelie, die zal het behouden. |
Zo zal ook Christus, nadat Hij Zich éénmaal geofferd heeft om veler zonden op Zich te nemen, ten tweeden male zonder zonde aanschouwd worden door hen, die Hem tot hun heil verwachten. | Zo zal ook Christus, Die eenmaal geofferd is om de zonden van velen weg te dragen, voor de tweede keer zonder zonde gezien worden door hen die Hem verwachten tot zaligheid. |
De Here zal mij beveiligen tegen alle boos opzet en behouden in zijn hemels Koninkrijk brengen. Hem zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid! Amen. | En de Heere zal mij bevrijden van alle boze opzet en mij verlossen tot de komst van Zijn hemels Koninkrijk. Hem zij de heerlijkheid tot in alle eeuwigheid. Amen. |
Legt dus af alle vuilheid en alle uitwas van boosheid en neemt met zachtmoedigheid het in u geplante woord aan, dat uw zielen kan behouden. | Leg daarom af alle vuilheid en elke uitwas van slechtheid en ontvang met zachtmoedigheid het in u geplante Woord, dat uw zielen zalig kan maken. |
Mijn ziel zegt: Mijn deel is de Here, daarom zal ik op Hem hopen. | Mijn deel is de HEERE, zegt mijn ziel, daarom zal ik op Hem hopen. |
Waarlijk, mijn ziel, keer u stil tot God, want van Hem is mijn verwachting. | Zeker, mijn ziel, zwijg voor God, want van Hem is mijn verwachting. |
Gij zijt los van Christus, als gij door de wet gerechtigheid verwacht; buiten de genade staat gij. | U bent van Christus losgeraakt, u die door de wet gerechtvaardigd wilt worden; en daarmee bent u uit de genade gevallen. |
Op God rust mijn heil en mijn eer, mijn sterke rots, mijn schuilplaats is in God. | In God is mijn heil en mijn eer; mijn sterke rots, mijn toevlucht is in God. |
Zo zal Ik het huis van Juda sterken en het huis van Jozef verlossen; ja, Ik zal hen terugbrengen, omdat Ik Mij over hen ontferm, en zij zullen worden, alsof Ik hen niet verworpen had. Want Ik ben de Here, hun God, en Ik zal hen verhoren. | Ik zal het huis van Juda versterken, en het huis van Jozef zal Ik verlossen. Ik zal hen terugbrengen, want Ik heb Mij over hen ontfermd. Zij zullen zijn alsof Ik hen niet verstoten had. Ik ben immers de HEERE, hun God: Ik zal hen verhoren! |
Wie zijn leven vindt, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest om Mijnentwil, zal het vinden. | Wie zijn leven vindt, zal het verliezen; en wie zijn leven verliest omwille van Mij, zal het vinden. |