Uit de diepste ellende roep ik tot U, Heer. Heer, luister naar mij. Hoor hoe ik smekend tot U roep! | Uit de diepten roep ik tot U, o Here. Here, hoor naar mijn stem; laten uw oren opmerkende zijn op mijn luide smekingen. |
Maar de mensen die volhouden tot het einde, zullen worden gered. | Maar wie volhardt tot het einde, die zal behouden worden. |
Dan zullen jullie Mij aanbidden. Jullie zullen naar Mij toe komen en tot Mij bidden. En Ik zal naar jullie luisteren. | Dan zult gij Mij aanroepen en heengaan en tot Mij bidden, en Ik zal naar u horen. |
Want zo hoog als de hemel is, zó groot is uw liefde. Uw trouw komt tot aan de hoogste wolken. | Want hemelhoog is uw goedertierenheid, tot aan de wolken reikt uw trouw. |
Je bent van top tot teen mooi, mijn liefste, je bent werkelijk volmaakt. | Alles is schoon aan u, mijn liefste, zonder enig gebrek zijt gij. |
Roddelpraatjes slaan wonden. Ze verwonden iemand tot in het diepst van zijn hart. | De woorden van de lasteraar zijn als lekkernijen; zij glijden immers af naar de schuilhoeken van het hart. |
Want wij hebben Christus gekregen. Tenminste, als we tot het einde toe ons geloof vasthouden. | Want wij hebben deel gekregen aan Christus, mits wij het begin van onze verzekerdheid tot het einde onverwrikt vasthouden. |
Ik riep tot de Heer en Hij antwoordde mij. Steeds als ik bang was, heeft Hij mij gered. | Ik zocht de Here en Hij antwoordde mij, Hij redde mij uit al mijn verschrikkingen. |
Toch houdt de Heer elke dag van mij. Elke nacht heb ik een lied in mijn binnenste. Dat lied is een gebed tot de God die mijn leven leidt. | Des daags zal de Here zijn goedertierenheid gebieden, en des nachts zal zijn lied bij mij zijn, een gebed tot de God mijns levens. |
De Heer zal alles tot een goed einde brengen. Heer, uw liefde duurt voor eeuwig. U laat mij nooit los. | De Here zal het voor mij voleindigen. O Here, uw goedertierenheid is tot in eeuwigheid. Laat niet varen de werken uwer handen. |
God, laat tot in de hoogste hemel zien hoe machtig U bent! Laat over heel de aarde zien hoe geweldig U bent! | Verhef U boven de hemelen, o God; uw heerlijkheid zij over de ganse aarde. |
Wanhopig riep ik de Heer om hulp. Ik riep tot mijn God. Hij hoorde mijn stem vanuit zijn paleis. Mijn geroep klonk in zijn oren. | Toen het mij bang te moede was, riep ik de Here aan, tot mijn God riep ik om hulp. Hij hoorde mijn stem uit zijn paleis, mijn hulpgeroep tot Hem drong door in zijn oren. |
Hij nam hen mee naar buiten tot bij Betanië. Hij hief zijn handen op en zegende hen. En terwijl Hij hen zegende, ging Hij bij hen vandaan, naar de hemel. | En Hij leidde hen naar buiten tot bij Betanië en Hij hief de handen omhoog en zegende hen. En het geschiedde, terwijl Hij hen zegende, dat Hij van hen scheidde. |
Want de Heer heeft ons bevolen: 'Ik heb jullie gemaakt tot een licht voor de niet-Joodse volken. Zo zullen jullie redding brengen over de hele wereld.' | Want zo heeft ons de Here geboden: Ik heb u gesteld tot een licht der heidenen, opdat gij tot heil zoudt zijn tot aan het uiterste der aarde. |
Tot nu toe hebben jullie nooit God om iets gebeden omdat jullie bij Mij horen. Doe dat, dan zullen jullie krijgen wat jullie bidden, zodat jullie heel erg blij zullen zijn. | Tot nog toe hebt gij niet om iets gebeden in mijn naam; bidt en gij zult ontvangen, opdat uw blijdschap vervuld zij. |
Leef dus in de vrijheid die Christus ons gegeven heeft. Laat je niet opnieuw tot slaven maken van wetten en regels. | Opdat wij waarlijk vrij zouden zijn, heeft Christus ons vrijgemaakt. Houdt dus stand en laat u niet weder een slavenjuk opleggen. |
Maar als je bidt, ga dan je kamer in en doe de deur dicht. Bid dan tot je Vader terwijl niemand het ziet. En je Vader, die de verborgen dingen ziet, zal je er openlijk voor belonen. | Maar gij, wanneer gij bidt, ga in uw binnenkamer, sluit uw deur en bid tot uw Vader in het verborgene; en uw Vader, die in het verborgene ziet, zal het u vergelden. |
Ik at geen lekkere dingen en geen vlees en ik dronk geen wijn. Ook verzorgde ik mij niet met zalf-olie, tot er drie hele weken voorbij waren. | Smakelijke spijze at ik niet, vlees noch wijn kwamen in mijn mond en ik zalfde mij in het geheel niet, tot er drie volle weken verlopen waren. |
Hij laat dingen zien die tot dan toe verborgen waren. Hij weet wat er in het donker verborgen is, want bij Hem is alles licht. | Hij openbaart ondoorgrondelijke en verborgen dingen, Hij weet wat in het duister is, en het licht woont bij Hem. |
Laat elke ochtend uw stem horen als U vol liefde tot me spreekt. Heer, ik vertrouw op U. Laat me weten wat ik moet doen, want ik vertrouw op U. | Doe mij in de morgen uw goedertierenheid horen, want ik vertrouw op U; maak mij de weg bekend, die ik gaan moet, want tot U hef ik mijn ziel op. |
Maak de Heilige Geest niet verdrietig. Want Hij beschermt jullie en bewaart jullie tot de dag dat jullie helemaal bevrijd zullen worden. | En bedroeft de heilige Geest Gods niet, door wie gij verzegeld zijt tegen de dag der verlossing. |
Alles wat God daarin heeft laten opschrijven, is nuttig. Het kan de mensen iets leren, hen beschermen tegen verkeerd onderwijs over het geloof en hen opvoeden tot een leven zoals God het wil. Zo kunnen de mensen hun geloof ontwikkelen tot een volwassen geloof. Dan zullen ze geschikt zijn voor elke taak. | Elk van God ingegeven schriftwoord is ook nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid, opdat de mens Gods volkomen zij, tot alle goed werk volkomen toegerust. |
En we moeten ook zorgzaam op elkaar letten. We moeten elkaar aanmoedigen tot liefde en tot het doen van goede dingen. En laten we niet wegblijven uit onze bijeenkomst, zoals sommigen van jullie gewend zijn te doen. Maar we moeten elkaar blijven aanmoedigen om te leven zoals God het wil. Want de laatste dag komt eraan. | En laten wij op elkander acht geven om elkaar aan te vuren tot liefde en goede werken. Wij moeten onze eigen bijeenkomst niet verzuimen, zoals sommigen dat gewoon zijn, maar elkander aansporen, en dat des te meer, naarmate gij de dag ziet naderen. |
Hij was God. Maar Hij vond dat niet zó belangrijk, dat Hij het niet los kon laten. Nee, Hij heeft zelfs al zijn goddelijkheid opgegeven. Hij kwam naar de aarde om een dienaar te worden. Hij werd helemaal mens. En als mens heeft Hij Zichzelf vernederd door God gehoorzaam te zijn tot de dood. Ja, zelfs tot de dood aan een kruis. | Die, in de gestalte Gods zijnde, het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht, maar Zichzelf ontledigd heeft, en de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen, en aan de mensen gelijk geworden is. En in zijn uiterlijk als een mens bevonden, heeft Hij Zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja, tot de dood des kruises. |
Ik had de Heer nog maar nét om hulp geroepen, of ik kon Hem al danken. | Nauwelijks had ik met mijn mond tot Hem geroepen, of er was een lofzang onder mijn tong. |