Gelukkig wie zuiver van hart zijn, want zij zullen God zien. | Zalig de reinen van hart, want zij zullen God zien. |
Gelukkig de treurenden, want zij zullen getroost worden. | Zalig die treuren, want zij zullen vertroost worden. |
De genade van de Heer Jezus Christus zij met u. | De genade van de Here Jezus Christus zij met ulieder geest. |
Gelukkig de vredestichters, want zij zullen kinderen van God genoemd worden. | Zalig de vredestichters, want zij zullen kinderen Gods genoemd worden. |
De genade van onze Heer Jezus zij met u allen. | De genade van de Here Jezus zij met allen. |
De genade van de Heer Jezus Christus zij met u. | De genade van de Here Jezus Christus zij met uw geest. |
Vader, U hebt hen aan Mij geschonken, laat hen dan zijn waar Ik ben. Dan zullen zij de grootheid zien die U Mij gegeven hebt omdat U Mij al liefhad voordat de wereld gegrondvest werd. | Vader, hetgeen Gij Mij gegeven hebt – Ik wil, dat, waar Ik ben, ook zij bij Mij zijn, om mijn heerlijkheid te aanschouwen, die Gij Mij gegeven hebt, want Gij hebt Mij liefgehad vóór de grondlegging der wereld. |
Gelukkig en heilig zijn zij die deel hebben aan de eerste opstanding. De tweede dood heeft geen macht over hen. Zij zullen priester van God en van Christus zijn en duizend jaar lang samen met Hem heersen. | Zalig en heilig is hij, die deel heeft aan de eerste opstanding: over hen heeft de tweede dood geen macht, maar zij zullen priesters van God en van Christus zijn en zij zullen met Hem als koningen heersen, die duizend jaren. |
Barmhartigheid zij u, vrede en liefde, in overvloed. | Barmhartigheid, vrede en liefde worde u vermenigvuldigd. |
Wanneer jullie vasten, doe dan niet als de huichelaars met hun sombere gezichten, want zij vertrekken hun gezicht om iedereen te laten zien dat ze aan het vasten zijn. Ik verzeker jullie: zij hebben hun loon al ontvangen. | En wanneer gij vast, toont dan niet, zoals de huichelaars, een somber gelaat; want zij maken hun aangezicht ontoonbaar, om zich aan de mensen te vertonen, wanneer zij vasten. Voorwaar, Ik zeg u, zij hebben hun loon reeds. |
Laat die kinderen, houd ze niet tegen, want het koninkrijk van de hemel behoort toe aan wie is zoals zij. | Maar Jezus zeide: Laat de kinderen geworden en verhindert ze niet tot Mij te komen, want voor zodanigen is het Koninkrijk der hemelen. |
Geprezen zij de Heer, dag aan dag, deze God draagt ons en redt ons. sela | Geprezen zij de Here. Dag aan dag draagt Hij ons; die God is ons heil. sela |
Genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Heer Jezus Christus. | Genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Here Jezus Christus. |
Dus wanneer je iemand iets geeft uit barmhartigheid, bazuin dat dan niet rond, zoals de huichelaars doen in de synagoge en op straat om door de mensen geprezen te worden. Ik verzeker jullie: zij hebben hun loon al ontvangen. | Wanneer gij dan aalmoezen geeft, laat het niet voor u uitbazuinen, zoals de huichelaars doen in de synagogen en op de straten, om door de mensen geroemd te worden. Voorwaar, Ik zeg u, zij hebben hun loon reeds. |
Het eeuwige leven, dat is dat zij U kennen, de enige ware God, en Hem die U gezonden hebt, Jezus Christus. | Dit nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt. |
Maar zou een vrouw haar zuigeling vergeten, zich niet ontfermen over het kind dat zij droeg? Zelfs al zou zij het vergeten, Ik vergeet jou nooit. Ik heb je in mijn handpalmen gegrift, je muren staan Mij steeds voor ogen. | Kan ook een vrouw haar zuigeling vergeten, dat zij zich niet ontfermen zou over het kind van haar schoot? Al zouden zij die vergeten, toch vergeet Ik u niet. Zie, Ik heb u in mijn handpalmen gegrift, uw muren zijn bestendig vóór Mij. |
Gelukkig wie hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden. | Zalig die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden. |
Op de dag die Ik voorbereid – zegt de HEER van de hemelse machten – zullen zij mijn eigendom zijn. Ik zal hen sparen zoals je een kind spaart dat je gehoorzaam is. | Zij zullen Mij ten eigendom zijn, zegt de Here der heerscharen, op de dag die Ik bereiden zal. En Ik zal hen sparen, zoals iemand zijn zoon spaart, die hem dient. |
Maar Hij zei: ‘Gelukkiger zijn zij die naar het woord van God luisteren en ernaar leven.’ | Maar Hij zeide: Zeker, zalig, die het woord Gods horen en het bewaren. |
Een sterke vrouw, wie zal haar vinden? Zij is meer waard dan edelstenen. | Een degelijke huisvrouw, wie zal haar vinden? haar waarde gaat koralen ver te boven. |
Groot is de vrede voor wie uw wet beminnen, zij vinden geen hindernis op hun weg. | Zij, die uw wet liefhebben, hebben grote vrede, er is voor hen geen struikelblok. |
Aanvaard degenen die zwak staan in het geloof, ontvang hen zonder hun opvattingen te bestrijden. | Aanvaardt de zwakke in het geloof, maar niet om overwegingen te beoordelen. |
Moge de Heer van de vrede u altijd en op elke wijze vrede geven. De Heer zij met u allen. | En Hij, de Here des vredes, geve u de vrede, voortdurend, in elk opzicht. De Here zij met u allen. |
Nog eens zei Jezus: ‘Vrede zij met jullie! Zoals de Vader Mij heeft uitgezonden, zo zend Ik jullie uit.’ | Jezus dan zeide nogmaals tot hen: Vrede zij u! Gelijk de Vader Mij gezonden heeft, zend Ik ook u. |
Allen die gezondigd hebben zonder de wet te kennen, zullen ook zonder de wet verloren gaan; en allen die gezondigd hebben terwijl ze de wet wel kennen, zullen door de wet worden veroordeeld. | Want allen, die zonder wet gezondigd hebben, zullen ook zonder wet verloren gaan; en allen, die onder de wet gezondigd hebben, zullen door de wet geoordeeld worden. |