U die de HEER bemint: haat het kwade.
Hij behoedt het leven van wie Hem trouw zijn,
uit de greep van de goddelozen bevrijdt Hij hen.
Hij behoedt het leven van wie Hem trouw zijn,
uit de greep van de goddelozen bevrijdt Hij hen.
Alle mensen die de Heer liefhebben,
moeten het kwaad haten.
De Heer beschermt zijn volk,
hij beschermt de mensen die hem trouw zijn.
Hij redt hen uit de macht van zijn vijanden.
moeten het kwaad haten.
De Heer beschermt zijn volk,
hij beschermt de mensen die hem trouw zijn.
Hij redt hen uit de macht van zijn vijanden.
U die de HEERE liefhebt, haat het kwade.
Hij bewaart de ziel van Zijn gunstelingen,
Hij redt hen uit de hand van de goddelozen.
Hij bewaart de ziel van Zijn gunstelingen,
Hij redt hen uit de hand van de goddelozen.
Gij, die de Here liefhebt, haat het kwade;
Hij, die de zielen van zijn gunstgenoten bewaart,
redt hen uit der goddelozen hand.
Hij, die de zielen van zijn gunstgenoten bewaart,
redt hen uit der goddelozen hand.
Als je van de Heer houdt, haat dan het kwaad.
Hij beschermt zijn vrienden.
Hij redt hen van de mensen die zich niets van Hem aantrekken.
Hij beschermt zijn vrienden.
Hij redt hen van de mensen die zich niets van Hem aantrekken.