Een wijze zoon geeft zijn vader veel vreugde,
een dwaze zoon bezorgt zijn moeder verdriet.
een dwaze zoon bezorgt zijn moeder verdriet.
Wijze kinderen geven hun ouders vreugde,
maar dwaze kinderen doen hun ouders verdriet.
maar dwaze kinderen doen hun ouders verdriet.
Een wijze zoon verblijdt zijn vader,
maar een dwaze zoon betekent verdriet voor zijn moeder.
maar een dwaze zoon betekent verdriet voor zijn moeder.
Een wijs zoon verheugt zijn vader,
maar een dwaas zoon is een bekommering voor zijn moeder.
maar een dwaas zoon is een bekommering voor zijn moeder.
Een wijze zoon maakt zijn ouders blij.
Maar over een dwaze zoon hebben ze veel verdriet.
Maar over een dwaze zoon hebben ze veel verdriet.