De HEER, je God, zal in je midden zijn,
Hij is de held die je bevrijdt.
Hij zal vol blijdschap zijn, verheugd over jou,
in zijn liefde zal Hij zwijgen,
in zijn vreugde zal Hij over je jubelen.
Hij is de held die je bevrijdt.
Hij zal vol blijdschap zijn, verheugd over jou,
in zijn liefde zal Hij zwijgen,
in zijn vreugde zal Hij over je jubelen.
De Heer, jullie God, zal bij jullie zijn. Hij is machtig, hij zal jullie bevrijden. Hij houdt van jullie en zal jullie vergeven. Hij zal blij zijn over jullie, en juichen van vreugde.
De HEERE, uw God, is in uw midden,
een Held, Die verlossen zal.
Hij zal Zich over u verheugen met blijdschap.
Hij zal zwijgen in Zijn liefde.
Hij zal Zich over u verblijden met gejuich.
een Held, Die verlossen zal.
Hij zal Zich over u verheugen met blijdschap.
Hij zal zwijgen in Zijn liefde.
Hij zal Zich over u verblijden met gejuich.
De Here, uw God, is in uw midden, een held, die verlost. Hij zal Zich over u met vreugde verblijden; Hij zal zwijgen in zijn liefde; Hij zal over u juichen met gejubel.
Je Heer God woont bij je.
Hij is de held die jou bevrijdt.
Hij zal van vreugde over je zingen.
Uit liefde zal Hij zwijgen over alles wat je verkeerd hebt gedaan.
Hij zal over je juichen van blijdschap.
Hij is de held die jou bevrijdt.
Hij zal van vreugde over je zingen.
Uit liefde zal Hij zwijgen over alles wat je verkeerd hebt gedaan.
Hij zal over je juichen van blijdschap.