Ik, Ik ben het die jullie troost.
Hoe kun je dan bang zijn voor een sterveling,
voor een mensenkind dat vergaat als gras?
Hoe kun je dan bang zijn voor een sterveling,
voor een mensenkind dat vergaat als gras?
De Heer zegt: ‘Volk van Israël, ik zal jullie troosten, ik zal jullie beschermen. Je hoeft niet bang te zijn voor andere mensen. Want mensen zijn zwak, ze leven maar kort. Net als een bloem die maar even bloeit en dan doodgaat.’
Ik, Ik ben het Die u troost.
Wie bent u dat u bevreesd bent voor een sterveling, die sterven moet,
voor een mensenkind, gras, dat vergaat.
Wie bent u dat u bevreesd bent voor een sterveling, die sterven moet,
voor een mensenkind, gras, dat vergaat.
Ik, Ik ben het, die u troost. Wie zijt gij, dat gij bevreesd zijt voor een sterfelijk mens, voor een mensenkind, dat als gras wordt weggeworpen.
De Heer zegt: "Ik, Ik ben het die jullie troost, bewoners van Jeruzalem!
Waarom zijn jullie zo bang voor een sterfelijk mens?
Een mens die uiteindelijk net zo snel verdwijnt als het gras?"
Waarom zijn jullie zo bang voor een sterfelijk mens?
Een mens die uiteindelijk net zo snel verdwijnt als het gras?"