Wees niet hebzuchtig, maar wees tevreden met wat jullie hebben. Want God heeft gezegd: "Ik zal je nooit in de steek laten. Ik zal je nooit verlaten." | Let your conversation be without covetousness; and be content with such things as ye have: for he hath said, I will never leave thee, nor forsake thee. |
Als je zomaar veel geld hebt gekregen, ben je dat ook snel weer kwijt. Maar als je er zelf hard voor werkt, word je rijk. | Wealth gotten by vanity shall be diminished: but he that gathereth by labour shall increase. |
Maar mensen die graag rijk willen worden, lopen in de val van de duivel. Ze krijgen allerlei dwaze en verkeerde verlangens, waardoor het langzaam maar zeker slecht met hen afloopt. | But they that will be rich fall into temptation and a snare, and into many foolish and hurtful lusts, which drown men in destruction and perdition. |
De zegen van de Heer maakt rijk. Hij voegt er geen verdriet aan toe. | The blessing of the Lord, it maketh rich, and he addeth no sorrow with it. |
Waarom zou je heel hard werken om rijk te worden? Waarom erover piekeren hoe je rijk kan worden? | Labour not to be rich: cease from thine own wisdom. |
Wie van geld houdt, heeft nooit genoeg geld. En wie van rijkdom houdt, verdient nooit genoeg. Ook dat is maar lucht. | He that loveth silver shall not be satisfied with silver; nor he that loveth abundance with increase: this is also vanity. |
Geef de Heer van wat je bezit. Geef Hem het eerste deel van je oogst. | Honour the Lord with thy substance, and with the firstfruits of all thine increase. |
Het is beter niet veel te bezitten maar wel diep ontzag voor de Heer te hebben, dan rijk te zijn zonder vrede in je hart. | Better is little with the fear of the Lord than great treasure and trouble therewith. |
En Hij zei tegen de mensen: "Let goed op dat je niet hebzuchtig bent. Want ook als je alles hebt wat je hebben wil, betekent dat niet dat je ook je leven bezit. Je leven is niet van jezelf." | And he said unto them, Take heed, and beware of covetousness: for a man's life consisteth not in the abundance of the things which he possesseth. |
Onthoud goed: waar je rijkdommen zijn, daar zal ook je hart zijn. | For where your treasure is, there will your heart be also. |
Geef daarom aan iedereen waar hij recht op heeft. Betaal belasting aan de mensen aan wie je belasting moet betalen. Betaal tol aan de mensen aan wie je tol moet betalen. Geef respect aan de mensen die je moet respecteren en geef eer aan de mensen die je moet eren. | Render therefore to all their dues: tribute to whom tribute is due; custom to whom custom; fear to whom fear; honour to whom honour. |
Je kan beter wijsheid hebben dan goud. Je kan beter verstand bezitten dan zilver. | How much better is it to get wisdom than gold! and to get understanding rather to be chosen than silver! |
Hoe zouden ik en mijn volk U deze prachtige geschenken kunnen geven? Want het is allemaal al van U. We hebben het van U gekregen en we geven het weer aan U. | But who am I, and what is my people, that we should be able to offer so willingly after this sort? for all things come of thee, and of thine own have we given thee. |
Zeg tegen de mensen die rijk zijn in deze wereld, dat ze niet trots moeten zijn. Ook dat ze niet moeten vertrouwen op hun rijkdom. Die rijkdom kunnen ze ook zomaar weer kwijtraken. Maar ze moeten in alles vertrouwen op de levende God. Hij geeft hun alles overvloedig, om van te genieten en om goede dingen mee te doen. | Charge them that are rich in this world, that they be not highminded, nor trust in uncertain riches, but in the living God, who giveth us richly all things to enjoy. |
Zijn heer zei tegen hem: 'Goed gedaan! Je bent een goede en trouwe dienaar. Ik heb je eerst weinig gegeven. Daar ben je goed mee omgegaan. Daarom zal ik je nu véél geven. En je bent welkom op mijn feest.' | His lord said unto him, Well done, thou good and faithful servant: thou hast been faithful over a few things, I will make thee ruler over many things: enter thou into the joy of thy lord. |
Want het verlangen naar geld is de bron van al het kwaad. Sommige mensen zijn het geloof kwijtgeraakt en in allerlei ellende terecht gekomen, doordat ze zo graag rijk wilden worden. | For the love of money is the root of all evil: which while some coveted after, they have erred from the faith, and pierced themselves through with many sorrows. |
Help me om nooit oneerlijk te zijn en nooit te liegen. Maak mij niet arm en ook niet rijk. Geef me gewoon alle dagen genoeg te eten. | Remove far from me vanity and lies: give me neither poverty nor riches; feed me with food convenient for me. |
Een mens wil graag hulpvaardig zijn. Toch kun je beter toegeven dat je te arm bent om te helpen, dan dingen beloven die je niet waar kan maken. | The desire of a man is his kindness: and a poor man is better than a liar. |
Het is beter om arm te zijn maar eerlijk, dan rijk te zijn en slecht. Want de Heer breekt de macht van de mensen die zich niets van Hem aantrekken. Maar Hij helpt de mensen die leven zoals Hij het wil. | A little that a righteous man hath is better than the riches of many wicked. For the arms of the wicked shall be broken: but the Lord upholdeth the righteous. |
Dan zal de Heer God goed voor jullie zijn. Daardoor zullen jullie aan veel volken uitlenen, maar zelf zullen jullie niets hoeven te lenen. Jullie zullen over veel volken heersen, maar geen enkel volk zal over jullie heersen. | For the Lord thy God blesseth thee, as he promised thee: and thou shalt lend unto many nations, but thou shalt not borrow; and thou shalt reign over many nations, but they shall not reign over thee. |
Als andere mensen je prijzen, is dat beter dan rijk zijn. Als andere mensen je waarderen, is dat beter dan zilver en goud. | A good name is rather to be chosen than great riches, and loving favour rather than silver and gold. |
Want plotseling zal je rijkdom vleugels krijgen en wegvliegen, verdwijnen als een wegschietende arend. | Wilt thou set thine eyes upon that which is not? for riches certainly make themselves wings; they fly away as an eagle toward heaven. |
Daarom betalen jullie ook belasting. De mensen die voor de overheid werken, zijn eigenlijk dienaren van God. Zij letten er aldoor op dat jullie je aan de wetten houden. | For for this cause pay ye tribute also: for they are God's ministers, attending continually upon this very thing. |
Rijkdom helpt je niets als God je gaat straffen. Maar als je leeft zoals Hij het wil, redt dat je van de dood. | Riches profit not in the day of wrath: but righteousness delivereth from death. |
Dankzij zijn geld is een rijk mens helemaal veilig. Zo veilig als in een stad met hoge muren – denkt hij. | The rich man's wealth is his strong city, and as an high wall in his own conceit. |