En Petrus opende zijn mond en zeide: Inderdaad bemerk ik, dat er bij God geen aanneming des persoons is, maar onder elk volk is wie Hem vereert en gerechtigheid werkt, Hem welgevallig.
Daarop nam Petrus het woord en zei: ‘Nu begrijp ik pas goed dat God geen onderscheid maakt tussen mensen, maar zich het lot aantrekt van iedereen, uit welk volk dan ook, die Hem vereert en rechtvaardig handelt.’
Toen begon Petrus te spreken. Hij zei: ‘Nu begrijp ik pas goed dat God alle mensen even belangrijk vindt. God houdt van iedereen die eerbied voor hem heeft en leeft volgens zijn wil. Het maakt niet uit bij welk volk je hoort.’
En Petrus opende zijn mond en zei: Ik zie nu in waarheid in dat God niet iemand om de persoon aanneemt; maar in ieder volk is degene die Hem vreest en gerechtigheid doet, Hem welgevallig.
Petrus antwoordde: "Ik zie dat God inderdaad geen verschil maakt tussen de mensen van verschillende volken. Maar Hij houdt van iedereen die Hem aanbidt en die wil leven zoals Hij het wil."
Maar zonder geloof is het onmogelijk (Hem) welgevallig te zijn. Want wie tot God komt, moet geloven, dat Hij bestaat en een beloner is voor wie Hem ernstig zoeken.
Jezus zeide tot haar: Ik ben de opstanding en het leven; wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven, en een ieder, die leeft en in Mij gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven; gelooft gij dat?