Mijd het kwade, doe wat goed is, streef naar vrede, jaag die na. | Wijk van het kwade en doe het goede, zoek de vrede en jaag die na. |
De genade van de Heer Jezus Christus zij met u. | De genade van de Here Jezus Christus zij met ulieder geest. |
U verlangt naar iets, maar krijgt het niet. U bent jaloers en moordlustig, maar bereikt uw doel niet. U bekvecht en twist met elkaar. U krijgt niets omdat u niet bidt. | Gij begeert, doch gij hebt niet; gij zijt moorddadig en naijverig en gij kunt er niets mede verkrijgen; gij vecht en gij strijdt. Gij hebt niets, omdat gij niet bidt. |
Pleeg geen moord, pleeg geen overspel, steel niet, leg geen vals getuigenis af, toon eerbied voor uw vader en moeder, en ook: heb uw naaste lief als uzelf. | Gij zult niet doodslaan, gij zult niet echtbreken, gij zult niet stelen, gij zult geen vals getuigenis geven, eer uw vader en uw moeder, en gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. |
God heeft de macht u te overstelpen met al zijn gaven, zodat u altijd en in alle opzichten voldoende voor uzelf hebt en ook nog ruimschoots kunt bijdragen aan allerlei goed werk. | En God is bij machte alle genade in u overvloedig te schenken, opdat gij, in alle opzichten te allen tijde van alles genoegzaam voorzien, in alle goed werk overvloedig moogt zijn. |
Wie heimelijk haat is een huichelaar, wie openlijk lastert een dwaas. | Wie haat verbergt, is een leugenlip; wie laster verbreidt, is een dwaas. |
De HEER maakt arm en Hij maakt rijk, vernedert diep en heft hoog op. | De Here maakt arm en maakt rijk; Hij vernedert, ook verhoogt Hij. |
Waar jaloezie en egoïsme heersen, vieren wanorde en allerlei kwaad hoogtij. | Want waar naijver en zelfzucht heerst, daar is wanorde en allerlei kwade praktijk. |
Immers: ‘Wie het leven liefheeft en goede jaren wil genieten, laat hij zijn tong behoeden voor het kwaad en zijn lippen voor woorden van bedrog, laat hij het kwaad mijden en doen wat goed is, laat hij naar vrede streven en die najagen.’ | Want: wie het leven wil liefhebben en goede dagen zien, weerhoude zijn tong van het kwade, en zijn lippen van bedrog te spreken; hij wijke af van het kwade en doe het goede, hij zoeke de vrede en jage die na. |
Maar elk wapen dat tegen jou wordt gesmeed zal machteloos zijn, en ieder die jou in een geding belastert zal zelf veroordeeld worden. Dit is het deel dat de dienaren van de HEER toekomt, dit is het recht dat Ik hun toeken – spreekt de HEER. | Elk wapen dat tegen u gesmeed wordt, zal niets uitrichten, en elke tong die zich voor het gericht tegen u keert, zult gij in het ongelijk stellen. Dit is het deel van de knechten des Heren en hun recht van Mijnentwege, luidt het woord des Heren. |
De een beschouwt bepaalde dagen als een feestdag, voor de ander zijn alle dagen gelijk. Laat iedereen zijn eigen overtuiging volgen. | Deze immers stelt de ene dag boven de andere, gene stelt ze alle gelijk. Ieder zij voor zijn eigen besef ten volle overtuigd. |
De zondaar vraagt te leen en brengt niet terug, de rechtvaardige geeft, uit mededogen. | De goddeloze vraagt te leen en geeft niet terug, maar de rechtvaardige ontfermt zich en schenkt. |
Kinderen, we moeten niet liefhebben met de mond, met woorden, maar waarachtig, met daden. | Kinderkens, laten wij liefhebben niet met het woord of met de tong, maar met de daad en in waarheid. |
Ook wil ik dat de vrouwen zich waardig, sober en ingetogen kleden. Ze moeten niet opvallen door een opzichtige haardracht, dure kleding, goud of parels, maar door goede daden, zoals gepast is voor vrouwen die zeggen dat ze God vereren. | Evenzo, dat de vrouwen zich sieren met waardige klederdracht, zedig en ingetogen, niet met haarvlechten en goud of paarlen en kostbare kleding, maar – zó immers betaamt het vrouwen, die voor haar godsvrucht uitkomen – door goede werken. |
Laat geen verderfelijke taal over uw lippen komen, maar alleen goede en waar nodig opbouwende woorden, die goeddoen aan wie ze hoort. | Geen liederlijk woord kome uit uw mond, maar als gij een goed (woord) hebt, tot opbouw, waar dit nuttig is, opdat zij, die het horen, genade ontvangen. |
Moge de Heer uw liefde voor elkaar en ieder ander groter maken, zodat uw liefde even overvloedig wordt als onze liefde voor u. | En u doe de Here toenemen en overvloedig worden in de liefde tot elkander en tot allen – zoals ook wij gezind zijn jegens u. |
Al sprak ik de talen van alle mensen en die van de engelen – had ik de liefde niet, ik zou niet meer zijn dan een dreunende gong of een schallende cimbaal. | Al ware het, dat ik met de tongen der mensen en der engelen sprak, maar had de liefde niet, ik ware schallend koper of een rinkelende cimbaal. |
Neem geen wraak, geliefde broeders en zusters, maar laat God uw wreker zijn, want er staat geschreven dat de Heer zegt: ‘Het is aan Mij om wraak te nemen, Ik zal vergelden.’ | Wreekt uzelf niet, geliefden, maar laat plaats voor de toorn, want er staat geschreven: Mij komt de wraak toe, Ik zal het vergelden, spreekt de Here. |
God, die zaad geeft om te zaaien en brood om te eten, zal ook u zaad geven en het laten ontkiemen, zodat uw vrijgevigheid een rijke oogst opbrengt. | Hij nu, die zaad verschaft aan de zaaier en brood tot spijze, zal u uw zaaisel verschaffen en vermeerderen, en het gewas uwer gerechtigheid doen opschieten. |
Wees eensgezind; wees niet hoogmoedig, maar zet uzelf aan tot nederigheid. Ga niet af op uw eigen inzicht. | Weest onderling eensgezind, niet zinnende op hoge dingen, maar voegt u in het eenvoudige. Weest niet eigenwijs. |
Aan ons heeft God dit geopenbaard, door de Geest, want de Geest doorgrondt alles, ook de diepten van God. | Want óns heeft God het geopenbaard door de Geest. Want de Geest doorzoekt alle dingen, zelfs de diepten Gods. |
U zegt: ‘Alles is toegestaan.’ Zeker, maar niet alles is goed. Alles is toegestaan, maar niet alles is opbouwend. | Alles is geoorloofd, maar niet alles is nuttig. Alles is geoorloofd, maar niet alles bouwt op. |
Als je broeder of zuster tegen je zondigt, moet je die persoon onder vier ogen daarop aanspreken. Als hij luistert, heb je hem teruggewonnen. | Indien uw broeder zondigt, ga heen, bestraf hem onder vier ogen. |
U bent in ieder opzicht rijk geworden om in alles vrijgevig te kunnen zijn, en uw vrijgevigheid leidt door onze bemiddeling tot dankzegging aan God. | Terwijl gij in alles verrijkt wordt tot alle onbekrompenheid, welke door onze bemiddeling dankzegging aan God bewerkt. |
Er is maar één wetgever en rechter: Hij die bij machte is te redden of in het verderf te storten. Maar wie bent u om uw naaste te veroordelen? | Eén is wetgever en rechter, Hij, die de macht heeft om te behouden en te verderven. Maar wie zijt gij, dat gij uw naaste oordeelt? |