Laat Uw goedertierenheid over ons zijn, HEERE, zoals wij op U hopen. | Uw goedertierenheid, Here, zij over ons, gelijk wij op U hopen. |
Barmhartig en genadig is de HEERE, geduldig en rijk aan goedertierenheid. | Barmhartig en genadig is de Here, lankmoedig en rijk aan goedertierenheid. |
Want Uw goedertierenheid is groot tot aan de hemel, Uw trouw tot de wolken. | Want hemelhoog is uw goedertierenheid, tot aan de wolken reikt uw trouw. |
Toen ik zei: Mijn voet wankelt, ondersteunde Uw goedertierenheid mij, HEERE. | Als ik dacht: Mijn voet wankelt – dan ondersteunde mij uw goedertierenheid, o Here. |
Doe Uw aangezicht over Uw dienaar lichten, verlos mij door Uw goedertierenheid. | Doe uw aanschijn lichten over uw knecht, verlos mij door uw goedertierenheid. |
Loof de HEERE, want Hij is goed, want Zijn goedertierenheid is voor eeuwig. | Looft de Here, want Hij is goed, want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid. |
Niet ons, HEERE, niet ons, maar geef Uw Naam eer, om Uw goedertierenheid, om Uw trouw. | Niet ons, o Here, niet ons, maar uw naam geef eer, om uw goedertierenheid, om uw trouw. |
Ook de goedertierenheid is van U, Heere, want U zult eenieder vergelden naar zijn werk. | Ook de goedertierenheid, o Here, is uwe, want Gij zult ieder vergelden naar zijn werk. |
Zie, het oog van de HEERE is over wie Hem vrezen, op hen die op Zijn goedertierenheid hopen. | Zie, des Heren oog is op hen die Hem vrezen, die op zijn goedertierenheid hopen. |
Hij heeft gerechtigheid en gericht lief, de aarde is vol van de goedertierenheid van de HEERE. | Hij heeft gerechtigheid en recht lief, de aarde is vol van de goedertierenheid des Heren. |
U, Heere, bent immers goed, mild om te vergeven en rijk aan goedertierenheid voor allen die U aanroepen. | Want Gij, o Here, zijt goed en gaarne vergevend, rijk in goedertierenheid voor allen die U aanroepen. |
HEERE, Ú zult mij Uw barmhartigheid niet onthouden; laat Uw goedertierenheid en Uw trouw mij voortdurend beschermen. | Gij, Here, onthoud mij uw erbarming niet; uw goedertierenheid en uw waarheid mogen mij bestendig bewaren. |
Wie gerechtigheid en goedertierenheid najaagt, vindt het leven, rechtvaardigheid en eer. | Wie gerechtigheid en liefde najaagt, vindt leven, gerechtigheid en eer. |
Denk aan Uw barmhartigheid, HEERE, en Uw goedertierenheid, want die zijn van eeuwigheid. Denk niet aan de zonden uit mijn jeugd of aan mijn overtredingen; denkt U aan mij naar Uw goedertierenheid, omwille van Uw goedheid, HEERE. | Gedenk uw barmhartigheid, Here, en uw gunstbewijzen, want die zijn van eeuwigheid; gedenk niet de zonden van mijn jeugd, noch mijn overtredingen, gedenk mijner naar uw goedertierenheid, om uwer goedheid wil, Here. |
De HEERE zal Zijn werk voor mij voltooien; Uw goedertierenheid, HEERE, is voor eeuwig; laat de werken van Uw handen niet los. | De Here zal het voor mij voleindigen. O Here, uw goedertierenheid is tot in eeuwigheid. Laat niet varen de werken uwer handen. |
Maar de HEERE zal overdag Zijn goedertierenheid gebieden; 's nachts zal Zijn lied bij mij zijn, een gebed tot de God van mijn leven. | Des daags zal de Here zijn goedertierenheid gebieden, en des nachts zal zijn lied bij mij zijn, een gebed tot de God mijns levens. |
Het verlangen van de mens is zijn goedertierenheid, maar een arme is beter dan een leugenachtige man. | Het aantrekkelijke van de mens is zijn welwillendheid; beter is een arme dan een leugenachtig man. |
Ja, goedheid en goedertierenheid zullen mij volgen al de dagen van mijn leven. Ik zal in het huis van de HEERE blijven tot in lengte van dagen. | Ja, heil en goedertierenheid zullen mij volgen al de dagen van mijn leven; ik zal in het huis des Heren verblijven tot in lengte van dagen. |
Ik echter vertrouw op Uw goedertierenheid, mijn hart zal zich verheugen in Uw heil, ik zal voor de HEERE zingen, omdat Hij goed voor mij geweest is. | Ik echter vertrouw op uw goedertierenheid, over uw verlossing juicht mijn hart. Ik wil de Here zingen, omdat Hij mij heeft welgedaan. |
Doe mij in de morgen Uw goedertierenheid horen, want ik vertrouw op U; maak mij de weg bekend die ik te gaan heb, want tot U hef ik mijn ziel op. | Doe mij in de morgen uw goedertierenheid horen, want ik vertrouw op U; maak mij de weg bekend, die ik gaan moet, want tot U hef ik mijn ziel op. |
Wie wanhopig is, mag van zijn vriend goedertierenheid verwachten; of hij zou de vreze van de Almachtige verlaten. | Wie zijn vriend medelijden onthoudt, die verzaakt de vreze des Almachtigen. |
Uw goedertierenheid is immers beter dan het leven; daarom zullen mijn lippen U prijzen. Zo zal ik U loven in mijn leven, in Uw Naam zal ik mijn handen opheffen. | Want uw goedertierenheid is beter dan het leven; mijn lippen zullen U roemen. Zo wil ik U prijzen mijn leven lang, in uw naam mijn handen opheffen. |
Want al zouden bergen wijken en heuvels wankelen, Mijn goedertierenheid zal van u niet wijken en het verbond van Mijn vrede zal niet wankelen, zegt de HEERE, uw Ontfermer. | Want bergen mogen wijken en heuvelen wankelen, maar mijn goedertierenheid zal van u niet wijken en mijn vredesverbond zal niet wankelen, zegt uw Ontfermer, de Here. |
En scheur uw hart en niet uw kleren. Bekeer u tot de HEERE, uw God, want Hij is genadig en barmhartig, geduldig en rijk aan goedertierenheid, en Hij heeft berouw over het kwaad. | Scheurt uw hart en niet uw klederen en bekeert u tot de Here, uw God. Want genadig en barmhartig is Hij, lankmoedig en groot van goedertierenheid, berouw hebbende over het onheil. |
Ik echter zal van Uw macht zingen en 's morgens vrolijk zingen van Uw goedertierenheid. Want U bent voor mij een veilige vesting geweest, een toevlucht in de dagen dat angst mij benauwde. | Ik echter bezing uw sterkte, des morgens jubel ik over uw goedertierenheid; want Gij waart mij een burcht, een toevlucht ten dage toen ik benauwd was. |