Vraag naar de HEERE en Zijn kracht, zoek Zijn aangezicht voortdurend. | Vraagt naar de Here en zijn sterkte, zoekt zijn aangezicht bestendig. |
Want wie is God, behalve de HEERE? Wie is een rots dan alleen onze God? | Want wie is God behalve de Here, wie is een rots buiten onze God? |
In het hart van de mens zijn veel plannen, maar de raad van de HEERE, die houdt stand. | Vele zijn de overleggingen in het hart des mensen, maar de raad des Heren, die zal bestaan. |
De HEERE is rechtvaardig in al Zijn wegen, goedertieren in al Zijn werken. | De Here is rechtvaardig in al zijn wegen, goedertieren in al zijn werken. |
Want ieder die de Naam van de Heere zal aanroepen, zal zalig worden. | Want: al wie de naam des Heren aanroept, zal behouden worden. |
Als de HEERE het huis niet bouwt, tevergeefs zwoegen zijn bouwers eraan; als de HEERE de stad niet bewaart, tevergeefs waakt de wachter. | Als de Here het huis niet bouwt, tevergeefs zwoegen de bouwlieden daaraan; als de Here de stad niet bewaart, tevergeefs waakt de wachter. |
U immers zegent de rechtvaardige, HEERE; U omringt hem met goedgunstigheid als met een schild. | Want Gij zegent de rechtvaardige, o Here, Gij omgeeft hem met welbehagen als met een schild. |
Want Ú doet mijn lamp schijnen, HEERE; mijn God doet mijn duisternis opklaren. | Gij toch doet mijn lamp schijnen, de Here, mijn God, doet mijn duisternis opklaren. |
Halleluja! Welzalig de man die de HEERE vreest, die grote vreugde vindt in Zijn geboden. | Halleluja. Welzalig de man, die de Here vreest, die van harte lust heeft in zijn geboden. |
Tot U, HEERE, heb ik de toevlucht genomen, laat mij niet beschaamd worden, voor eeuwig; bevrijd mij door Uw gerechtigheid. | Bij U, Here, schuil ik, laat mij nimmer beschaamd worden. Doe mij ontkomen door uw gerechtigheid. |
Zie, Ik ben de HEERE, de God van alle vlees. Zou ook maar iets voor Mij te wonderlijk zijn? | Zie, Ik, de Here, ben de God van al wat leeft; zou voor Mij iets te wonderlijk zijn? |
Verblijd u altijd in de Heere; ik zeg het opnieuw: Verblijd u. | Verblijdt u in de Here te allen tijde! Wederom zal ik zeggen: Verblijdt u! |
De vreze des HEEREN is het beginsel van wijsheid, allen die ernaar handelen, hebben een goed inzicht; Zijn lof houdt voor eeuwig stand. | De vreze des Heren is het begin der wijsheid, een goed inzicht hebben allen die ze betrachten. Zijn lof houdt eeuwig stand. |
Barmhartig en genadig is de HEERE, geduldig en rijk aan goedertierenheid. | Barmhartig en genadig is de Here, lankmoedig en rijk aan goedertierenheid. |
Wees niet traag wat uw inzet betreft. Wees vurig van geest. Dien de Heere. | In ijver onverdroten, vurig van geest, dient de Here. |
Ik heb de HEERE gezocht en Hij heeft mij geantwoord, en mij gered uit al wat ik vrees. | Ik zocht de Here en Hij antwoordde mij, Hij redde mij uit al mijn verschrikkingen. |
De HEERE is bij mij, ik ben niet bevreesd. Wat kan een mens mij doen? | De Here is met mij, ik zal niet vrezen; wat zou een mens mij doen? |
Uw welwillendheid zij alle mensen bekend. De Heere is nabij. | Uw vriendelijkheid zij alle mensen bekend. De Here is nabij. |
Sta op, word verlicht, want uw licht komt en de heerlijkheid van de HEERE gaat over u op. | Sta op, word verlicht, want uw licht komt en de heerlijkheid des Heren gaat over u op. |
Hij heeft gerechtigheid en gericht lief, de aarde is vol van de goedertierenheid van de HEERE. | Hij heeft gerechtigheid en recht lief, de aarde is vol van de goedertierenheid des Heren. |
Proef en zie dat de HEERE goed is; welzalig de man die tot Hem de toevlucht neemt. | Smaakt en ziet, dat de Here goed is; welzalig de man die bij Hem schuilt. |
Welzalig zijn de oprechten van wandel, die in de wet van de HEERE gaan. | Welzalig zij, die onberispelijk van wandel zijn, die in de wet des Heren gaan. |
Want de HEERE is Zijn volk goedgezind, Hij zal de zachtmoedigen aanzien geven met heil. | Want de Here heeft een welbehagen in zijn volk, Hij kroont de ootmoedigen met heil. |
HEERE, Ú zult mij Uw barmhartigheid niet onthouden; laat Uw goedertierenheid en Uw trouw mij voortdurend beschermen. | Gij, Here, onthoud mij uw erbarming niet; uw goedertierenheid en uw waarheid mogen mij bestendig bewaren. |
Zij roepen en de HEERE hoort, Hij redt hen uit al hun benauwdheden. De HEERE is nabij de gebrokenen van hart, Hij verlost de verbrijzelden van geest. | Roepen zij, dan hoort de Here, en Hij redt hen uit al hun benauwdheden. De Here is nabij de gebrokenen van hart en Hij verlost de verslagenen van geest. |