Niemand kan twee heren dienen, want hij zal òf de ene haten en de andere liefhebben, òf zich aan de ene hechten en de andere minachten; gij kunt niet God dienen èn Mammon. | Niemand kan twee heren dienen: hij zal de eerste haten en de tweede liefhebben, of hij zal juist toegewijd zijn aan de ene en de andere verachten. Jullie kunnen niet God dienen én de mammon. |
De bevelen des Heren zijn waarachtig, zij verheugen het hart; het gebod des Heren is louter, het verlicht de ogen. | De bevelen van de HEER zijn eenduidig: vreugde voor het hart. Het gebod van de HEER is helder: licht voor de ogen. |
De wet des Heren is volmaakt, zij verkwikt de ziel; de getuigenis des Heren is betrouwbaar, zij schenkt wijsheid aan de onverstandige. | De wet van de HEER is volmaakt: levenskracht voor de mens. De richtlijn van de HEER is betrouwbaar: wijsheid voor de eenvoudige. |
Want: al wie de naam des Heren aanroept, zal behouden worden. | Want er staat: ‘Ieder die de naam van de Heer aanroept, zal worden gered.’ |
Och Here, geef toch heil, och Here, geef toch voorspoed! Gezegend hij, die komt in de naam des Heren; wij zegenen u uit het huis des Heren. | Ach HEER, red ons toch, HEER, geef ons voorspoed. Gezegend wie komt in de naam van de HEER. Wij zegenen u vanuit het huis van de HEER. |
Want de ogen des Heren zijn op de rechtvaardigen, en zijn oren tot hun smeking, maar het aangezicht des Heren is tegen hen, die het kwade doen. | Want het oog van de Heer rust op de rechtvaardigen en zijn oor luistert naar hun hulpgeroep, maar Hij keert zich tegen wie kwaad doen. |
Want des Heren woord is waarachtig, al zijn werk geschiedt in trouw. | Oprecht is het woord van de HEER, alles wat Hij doet is betrouwbaar. |
Des Heren is de aarde en haar volheid, de wereld en die daarop wonen. | Van de HEER is de aarde en alles wat daar leeft, de wereld en wie haar bewonen. |
Onze hulp is in de naam des Heren, die hemel en aarde gemaakt heeft. | Onze hulp is in de naam van de HEER, die hemel en aarde gemaakt heeft. |
Het loon van ootmoed – vreze des Heren – is rijkdom, eer en leven. | Wie bescheiden is en ontzag heeft voor de HEER wordt beloond met rijkdom, eer en een lang leven. |
De zegen des Heren, die maakt rijk, zwoegen voegt er niets aan toe. | Alleen de zegen van de HEER maakt rijk, zwoegen voegt daar niets aan toe. |
De Here nu is de Geest; en waar de Geest des Heren is, is vrijheid. | Welnu, met de Heer wordt de Geest bedoeld, en waar de Geest van de Heer is, daar is vrijheid. |
De ogen des Heren zijn op de rechtvaardigen, en zijn oren tot hun hulpgeroep. | Het oog van de HEER rust op de rechtvaardigen, zijn oor luistert naar hun hulpgeroep. |
Welzalig zij, die onberispelijk van wandel zijn, die in de wet des Heren gaan. | Gelukkig wie de volmaakte weg gaan en leven naar de wet van de HEER. |
Zou zich iemand in schuilhoeken kunnen verschuilen, dat Ik hem niet zou zien? luidt het woord des Heren. Vervul Ik niet de hemel en de aarde? luidt het woord des Heren. | Als iemand zich verbergt, zou Ik hem dan niet zien? – spreekt de HEER. Ben Ik niet overal, in de hemel en op aarde? – spreekt de HEER. |
De vreze des Heren voedt op tot wijsheid, en ootmoed gaat vooraf aan de eer. | Wie ontzag heeft voor de HEER, wint aan wijsheid, bescheidenheid gaat aan eerbetoon vooraf. |
Zie, des Heren oog is op hen die Hem vrezen, die op zijn goedertierenheid hopen. | Het oog van de HEER rust op wie Hem vrezen en hopen op zijn trouw. |
Keer weder, Afkerigheid, Israël, luidt het woord des Heren, Ik zal u niet donker aanzien, want Ik ben genadig, luidt het woord des Heren, Ik zal niet altoos blijven toornen. | Kom terug, ontrouw Israël – spreekt de HEER –, dan zal Ik mijn woede laten varen, want Ik ben trouw en liefdevol, niet eeuwig duurt mijn toorn – spreekt de HEER. |
En het zal zijn, dat al wie de naam des Heren aanroept, behouden zal worden. | Dan zal ieder die de naam van de Heer aanroept worden gered. |
De vreze des Heren is het begin der kennis; de dwazen verachten wijsheid en tucht. | Het begin van alle kennis is ontzag voor de HEER; alleen een dwaas veracht wijsheid en wijst vermaning af. |
Beter is een weinig in de vreze des Heren, dan een grote schat en onrust daarbij. | Beter een schamel bezit en ontzag voor de HEER dan grote rijkdom en veel onrust. |
Sta op, word verlicht, want uw licht komt en de heerlijkheid des Heren gaat over u op. | Sta op en schitter, je licht is gekomen, over jou schijnt de luister van de HEER. |
O, als ik niet had geloofd des Heren goedheid te zullen zien in het land der levenden! | Mag ik niet verwachten de goedheid van de HEER te zien in het land van de levenden? |
Hij heeft gerechtigheid en recht lief, de aarde is vol van de goedertierenheid des Heren. | Hij heeft recht en gerechtigheid lief, van de trouw van de HEER is de aarde vervuld. |
Door het woord des Heren zijn de hemelen gemaakt, door de adem van zijn mond al hun heer. | Door het woord van de HEER is de hemel gemaakt, door de adem van zijn mond het leger der sterren. |