Vrienden, jullie horen bij God. Jullie hebben de valse profeten overwonnen dankzij Gods Geest, die in jullie is. Want de Geest die in jullie is, is machtiger dan de kwade geest die in de slechte mensen van deze wereld is.
Johannes zei tegen de mensen: ‘Ik doop jullie met water. Dat laat zien dat jullie je leven willen veranderen. Maar na mij komt iemand die veel machtiger is dan ik. Ik ben niet eens goed genoeg om zijn schoenen uit te trekken. Hij zal jullie dopen met het vuur van de heilige Geest.’
Omdat Jezus Christus dat deed, heeft God hem de hoogste plaats gegeven. God gaf hem de hoogste eer, de eer die voor God zelf bestemd is. Daarom zal iedereen voor Jezus knielen: alle engelen in de hemel, alle mensen op aarde en iedereen in het land van de dood.
Ik zorg ervoor dat ze gered worden, ik geef hun het eeuwige leven. En niemand kan hen bij mij weghalen. Want mijn Vader heeft mij de hoogste macht gegeven. De Vader en ik zijn samen één. En niemand kan God, de Vader, iets afnemen.
De zonde van Adam had grote gevolgen: voor alle mensen kwam de dood. De straf voor Adam werd dus de straf voor alle mensen. Maar er is iets gebeurd dat belangrijker is. God heeft ons een groot geschenk gegeven: Jezus Christus. Door die ene mens is God goed voor alle mensen. Dankzij Jezus Christus ziet God ons als goede mensen, ook al hebben we veel fouten gemaakt. Ons leven wordt niet meer bepaald door de zonde van Adam, maar door Gods grote geschenk.
Maar God heeft hem gestraft voor ons. Gods dienaar is mishandeld voor onze fouten, hij is gedood voor onze zonden. Want wij luisterden niet meer naar God, we leken wel verdwaalde schapen. En Gods dienaar moest onze schuld dragen. Omdat hij gestraft werd, hebben wij nu vrede. Omdat hij geslagen is, zijn wij genezen.